IV. Maar ééne Soort ( i ) bevat hetzelve,die dool
Afdeel. ^en j-jeer ]sj# l , B ü r m a n n u s , eerst, onder
Hoofd- de Kaapfche Planten ontdekt, en voorgefteld
stuk. is,met den naam van Ireon verticülatum, welken
_ % ; de Ridder in dien van Roridula,J^ortcLula om dat het naar
dtntaü. het Zonne-Daauw (R o s Solis of Drofera) ge-
Cetand* lykt, veranderd heeft, ’t Is een Heeftertje, dat
aan de enden der Takjes gefternde Blaadjes
heeft, die Elsvormig en plat zyn , met Draadachtige
Tand jes, welke aan ’t end Kliertjes
hebben, gehaaird. De Bloemen komen, aan de
toppen der Takjes, uit de Oxelen der Blaadjes,
van drie tot zes opeen gemeen Steeltje , uiten-
kelde Bloemfteeltjes voort. De Kelk is byna zo
lang als de Bloem, die korte Meeldraadjes heeft
en Meelknopjes als gezegd is. Het Zaadhuisje
is byna driehoekig, driekleppig en heeft drie
hokjes, bevattende veele Zaaden.
S a u v a g e s i a .
Hier is de Bloem vyfbladig met Franje; de
Kelk vyfbladig zo wel als ’t Honigbakje , dat
beurt houdt met de Bloemblaadjes, éndeVrugÈ
een eenhokkig Zaadhuisje.
Van dit Geflagt is ook maar ééne Soort be.
i. kend ( i ) , welke door Doktor B r o w n e voor-
Sauvegt- gCfia
tritta. '
f l a m l c T ( O Roridula. % / T Nat. XII. Gen- 1234* P* Neg.
XIII- Gen.- 1234« p* 203. ireon verticillatum. Lu km , Fl.
Cap> Ptodr. p. 6.
(1) SaiTvagefia. SyJI. Nat.XII. Gen 283- p. 183. Neg, XIII*
Gen 28S. p 203. Ireon herbaceus ïtiinot &c. BROWN.jbj?»« 173,
i T. ia.f. 3.Sauvagefia, Amtr% tiijl.77.T. j i . f . 3.
gefteld was , onder den naam van Kruidige,
kleine Ireon , met langwerpige zeer fyn gekar- v. ■
telde Bladen, gehaairde Stoppeltjes, en enkeldeHoofde
Bloemen indeOxels der Bladen. Z y is benoemds
naar den Heer S a o v a g e s , door zynebelcnry-«;*,
ving der Monrpellierfche Planten vermaard. In
de Westindiën , op St. Domingo, Jamaika en
te Suriname, is haare Groeiplaats. deHecrjAC-
q u in heeftze op Martenique waargenomen. Haa«
re Geftalte is als die van St. Jans Kruid, hebbende
naauwlyks een Voet hoogte. Z y heeft
regtopflaande Kruidige Stengetjes , bezet met
Lancetsvvys Eyronde fpitfe Bladen , die gekarteld
zyn en gefteeld. De gehaairde Stoppeltjes
bezetten byna de geheele Steng. De Bloemen
zyn wit en Reukeloos.
C l a y t o n i a .
De Kelk is tweekleppig,- de Bloem vyfbladig
; de Stempel driedeelig in dit Geflagt; ’ü
welk een driekleppig Zaadhuisje heeft, in ééne
Holligheid drie Zaaden bevattende.
Hier van zyn drie Soorten, altemaal Uitheem-
fche, bekend, als volgt.
( i) Claytonia met Liniaale Bladen.
Dee-
( i) Claytonia Foilislineatibus. Sy fl. Nat. XII. Gen. 28+. p.
I8j. Neg. XIII. Gen. 287. p. 203. Claytonia. Gr on, Nïrg.
21, 3 s. Ornithogalis affinis Virg. &c. Pluk. Alm. 272. T.
102. f. 3. RUDB. Elys. II. p, 139. f. f . Xx3
1.
Claytonia
Nirginica. [
Vitgini«
fche.
u, deel. vu. smt»