IV. van Pistoja in ’c Gebied van Florence. Het
W ü komt ook op lommerryke plaatfen der hooge
Hoofd- Gebergten in de Zuidelyke deelen van Europa
stuk. voor , en hierom geeft ’er de Ridder deezen
vip!™*' bynaam aan.
’t Is een Kruid, dat om zyne fraaiheid in de
Hoven der Liefhebberen nagehouden wordt.
Uit den Wortel geeft hetzelve Steelen, die
zig in drieën verdeden, en waar van ieder w ederom
driebladig wordt; zo dat het dikwils negen
Bladen op een Steel heeft, en deeze Bladen
gelyken eenigermaate naar die van K ly f,
doch zyn Zaagswyze getand en van onderen
witachtig. De Bloemfteng, tusfchen de Blad-
fteelen uitfpruitende, verheft zïg niet veelhoo-
g èr, en draagt Bloemen die zeer fchoon zyn,
holle Blaadjes hebbende als vier Muiltjes'van
buiten rood, van binnen geel en in ’ t midden
groen. D e Smaak van ’t Loof is bitter. Men
heeft ’er een Tegengiftige kragt aan toege*
fchréeven (*).
C o r n u s. , Kornodje.
In dit Geflagt, waar van ik de Kenmerken
* II. D. bevoorens opgegeven heb * , zyn de Boomach-
H. Stuk , t1-ge reeds befchreeven ( f ) , zo d a t ’er nog
maar overblyven de twee volgende Soorten. ’
( 4)
(*) BOERH. Hiß. Plant. p. 388.
( t ) Ey de Boomachtigen, evenwel, is in Syst. Nat. Ve*.
Ed. XIII, een nieuwe Soort gevoegd, onder den naam van
Serieea, wegens d e fluweelachtigheid der B la d en , z y n d e d e z
e lv e
U ) Kornoelje, die Kruidig is, met tweevoudi- IVï
ge Takken. Afd e e l
IV.
Deeze groeit natuurlyk in de Noordelyke dëe-
len van Europa. Z y is , onder den naam van ,iv.
Laage Kruidige Kornoelje-Boom, door D t l ie - Cornut *. . J 9 +*** Süecxca.
K l u s in Afbeelding gebragt i die aannlerkt5sweedfehé*
dat dezelve Laag Periclymenum genoemd worde
door de Autbeuren.' Men vindtze ook in dé
Noordelyke deelen van Engeland en in Schotland
op de Gebergten , doch de voornaamftë
Groeiplaats Tchynt Lapland te zyn en S weed en ,
als ook Noorwegen ert Rusland. D e Sweeden
noemen dit Gewas Hoonfebaer en Stnoorbaer,
wegens de Besfen die het draagt, en daarom is*
het ook Mefomord Van R udbeck getyteld, dié
hetzelve Herba Paris mét een groote Bloem en *
een eetbaare Vrugt uit veeie Besfen beftaande,
genoemd hadt. Onze Ridder heeft ’er insge-
lyks de Afbeelding van gegeven, en befchryfe
het, onder de Laplandfche Planten, omftandig.
D é
zelve uit Noord-Amerika afkomftig. Zy draagt witte Bes«
lèn , gelyk de Witte Kompel je-Boom, maar heeft de Bloed,
kleurige Takken met Afchgtaauwe Wratachtige Stippen be*
fpreagd.
(4) Conus Herbacea Ramis binis. Ft Lapp. es. T. Si
F, 3. Fl. Snee. 132. , 138. >R. Lugdb. 249. Oed. ZJ^a. T. st
Cornus pumila Herbacea Chamapericlymenum difta. Diix;
Eltb. ie8. T. 91. Periclymenum liumilé. C. B. Pin 302,
Norvegicum. Ibid. Buxis, A ï ï . Pett. p. 268. Alfine Bacciferd
Suecorum. Frank. Sp. 3. Rudb. Hort. j . Pirislyroewtni
PïUthenicum. Cjlus, Patin, p. 88« lc. bona«
y