5 8 8 V y f m a n n i g e K r u i d e n .
IV. men van beiderley Kleuren, zo de HeerHa i »
Ajdeel. LER aanwent. De Bloemfteelen zyn driedee.
Hoofd- lig en driebloemig zegt L innae us.
STUK.
xvii. (17 ) Klokjes met een enkelde hoekige Stengen
cioms^ata. gefleelde Bloemen, die tot een end - Hoofdjt
Rpndhoof- vergaard zyn.
Deeze S o o r t o o k in de Europifche Tuinen
bekend, groeit op drooge Velden, zo wel in de
Noordelyke, als in de Zuïdelyke en -middeldee*
, len van Europa. De Bladen zyn langwerpig Ey<
ix,. rond , ongefteeld en üompachtig. Bebalven de
topbloemen komen ’er d rie , ongedeeld, in de
Oxeis der Bladen voort. Van deeze Soort zyn
aanmerkelyke Verfcheidenheden.
xviii. (18^ Klokjes, ft ekelig van Loof, met ongefteel-
£ rkeTJeT‘ de Bloemen, een end-Hoofdje, en Bladen
die Lancetvormig Liniaal en gegolfd zyn.
Dit is een zeer ftekelige en uitermaate ruige
Soort, die twee o f drie Ellen hoog wordt, groei-
jende in Switzerland,Sweeden en Duitfchland',
op ruuwe Bofchachtige plaatfen. De buitenfte
hoef17)
Campanula Caule angulato fimplici &c. V'ir. Cllff. Ft,
Suec. Da d b . Paris, 67, R. LuZdb. 245. N, 3. Campanula
Fratenfis Flore glomerato. C. B. Pin. ’94. Trachel. Alpinum.
Herm. F ar. p, T. 235. Hall, Helv. 492. G o o an Momp,
97.
■ ( is ) Campanula hispida , Flor. fesfilibtis &c. Fl. Suee.Scc,
Campanula Fol. Echii. C B. Prodr, 35. Trachel. altisf. Fol.
asperis anguftis , Flor. parvis. J, B. Hiß. II. p. T. 801.
Hall. Hdv. 492.
P e n t a n D R ï A » 58$
[hoeken van de Bloemen zyn, op de kant, over- IV.
[langs gehaaira. v.
Hoofd».
(19) Klokjes, ftekelig vdn Loof, met een lang- sxuK>
rterpig Eyronde end - Tros; de Steng onge- Xix. "
takt; de Bladen Lancetvormig Liniaal.
Deeze munt door haare kleinte uit, groeijen- GetIofte'
I de weinig meer dan een Voet hoog, en nietce-
|min*een Aair o f end-Tros hebbende langer dan
■ een Handbreed. Die Tros beftaat uit lang'Klok-
■ vormige Bloemen, met een uitfteekenden Sty l,
fen is met Bladen doormengd. Het maakt, niet-
Itemin, een dik Gewas uit, met de Bladen ruig I en ruuw en een dikken gearmden Wortel. Het
I wordt van fommigen, deswegen, Alpifche Kat-
I teftaart gebeten, als groeijende op dehoogeGe-
ibergten van Hercynie en Karniolie. Een fraai je
I Afbeelding heeft de Heer J a c q u i n gegeven
■ van deeze fchoone Bergplaat, die in de Tuinen I wel twee Voeten hoog wordt, {trekkende tot een
■ groot fieraad der Bloemperken.
(20) Klokjes met een ongetakte Steng en een
rondachtig Hoofdje van; ongefieelde Bloemen,
de Bladen van onderen Wollig. Op
xx.
Petra#,
R o e z ig e *
(19) Campanula hispida, Racemo ovato &c. Camp. Fol.
Ecliii C. E. Pin. 94. Alopecurus Alpinus &c. J. B. Hiß. II.
p.'g09. C e rv ic a r ia m ajo r tenuifölia. THAL. Here. 32. T . 4 .
Hall. Hclv. 193. jAcq_ Find zn.Obferv'. 34- T. 21.
£20) Campanula Caule angulato limplici, Flor, fesfilibus &c.
Olmp. Fol. lanceolato - ovaris. SEQ. Vtr, p. 179* Campanula
Alpina fpharocephalos. C. B» Pin. 94* Trachelium majus pe«
träum. Pom. Bald, 333. J, ß, t B ß . l l . p. 8oi*