IV. Beekjes waargenomen. Men vindtze, zo ’t
Afdeel. fchyiit, ook in Virginie. De Kelken zyn ruig:
Hoofd« de Bloemblaadjes hebben Goudgeele Stippen,
*tue. z egt de Ridder,
vu. ( 7 ) Wederick met een regt Takkig StengeU
ilnuTjiX i e ï Kelk grooter dan de Bloem.
latum.
Kieinbiadi- De geftalte heeft den mam van zeer klein
ee‘ Gejiernd Vlafch doen geeven aan dit Kruidje,
’ t welk op Heuvels groeit in Vrankryk en Ita-»
lie. By Montpellier in Languedok komt het
veel voor. De hoogte is twee , zelden drie
Duimen. Het heeft korte kleine Blaadjes, in
een fyn Puntje uitloopende , waar , tusfchen
groene gefternde Blommetjes , van v y f Straa-
len, als rondom zeker Naveltje geplaatst: de
Vrugt is vyfkleppig.
vin. (8 ) Wederick met Eyronde fpitfe Bladen,
eenzaame Bloemen en leggende Stengen.
Wederick. „
Deeze , die in Boslchen, welke Zandig en
vogtig z y n , in Duitfchland, Vrankryk en Engeland,
als ook, volgens B o e r h a a v e , in
onze Nederlanden g ro e it, komt ook in Langue
(7) Lyfimachia Cal. Coroll. fuperanti'bus &c. R. Lugdb.
416. N, j. LyC annua minima Polygoni folio, Toürnf.
Ittft. 141. Linum minimum ftellatum, C. B. Pin. »14. Prodr,
J07. MAGN. Monsp. T. 16Z.
( ? ) Lyfimachia Fol. ovatis acutis &c. H. C lif. R. Lugdb.
416. N. 8. Anagallis lutea nemorum- C, B. Pin, z$2. Ana-
gallis lutea» Lob* Icon. 46$.
guedok, by Montpellier’, aan de kanten det
Beekjes voor , en in Switzerland zelfs op d bn v_
Alpen, volgens H allerv L o b e l geeft ’e r , H ö o f ö -
uit C lu s 1 u's, de Afbeelding van , onder den
naam van Geel GtbichelJieil. De Bloemftebltjes gynia.
zyn lang en dikwils gepaard : de Kelk is ge-
fternd; de Bloem Raderachtig, met fpitfe fmal-
le Blaadjes. Voorts heeft dit Gewas3 buiten
de fpitsheid der Bladen, in gedaante veel overeenkomst
met het volgende.
(9) Wederick met byna Hartvormige Bladen 3 jx.
enkelde Bloemen en kruipende Stengen.
ria.
Deü naam van Penningkruid voert dit in oü- Penning,-
ze Nederlanden, en alom, zeer bekende Kruid
wegens de rondachtige figuur der Bladen, die
zig op de Aarde als Penningen vertponen, ter-
wyl hetzelve met zyne dunne Stengetjes, langs
d ezelve, overal wortelende voorkruipt. Het
verfiert dus, als een Tapytwerk, op veele
plaatfen, den bruinen met Mofch ‘ begroeiden
Grond der Bofchagiën en Veenen, als ook de
kanten der Wegen en Zandige Bouwlanden. In
alle Taaien van Europa, byna, heeft het van
die Penningachtige Bladen den naam, wordende
ook Centim-morbia geheten, om dat men
’er
(9) Lyfimachia Fol. fubcordatis Ssc. II. Clif. R. Lugdb.
4ï5. N. 7. Mat: Mei. 67. HALL. Helv. 4*1. Nummularia
major lutea. C. B. Pin. 309. Nummularia f. Centummwbia.
Lob. Ic. 474.
" n . DHL. VII» STUIfc