IV. in Spanje, by Madrit, gevonden , groeit ook
Afdeel. jn ,je Zuidelyke deden van Vrankryk, ja z- lfs
Hoofd, in Engeland, volgens R a y , die haar Alfinoi-
•TUK* des noemde. Het was Dunbladig Muur, naar
Tw«wy. >t Varkensgras gelykende , met de Bloempjes
langs den Steel Aairswyze geplaatst, van P lu .
kenet geheten, die het , zo wel als M a o n o -
l i ü s , in Afbeelding gebragt heeft. Doktor G e-
hard befchryft dit Kruidje omftandig. Het
groeit Jaarlyks , zegt h y , uit Zaad , langs de
Wegen en op zeer dorre, drooge, Steenach*
tige plaatfen , in Provence. n«* Wortel is
lang en dun : <3= meug van een half tot een
V o e t hoog, regtopftaande met veele Knoopjes
en zeer Takkig , bezet met zeer fmalle Grasachtige
Blaadjes, die in een Punt uitloopen.
D c Bloempjes komen, als gezegd is , voort,
, en zyn zeer klein, hebbende de Bloemblaadjes
zeer dun en kleiner dan de Kelkblaadjes, ’e
Getal der Meeldraadjes is in dezelven fomtyds
twee, fomtyds vier waargenomen.
C u s c u t A. Warkruid.
Dit Geflagt heeft een vierdeeligen Kelk en
eenbladige Bloem j waar op volgt een tweehokkig
Zaadhuisje, voegt hier b y , dat hetzig
als Wargaren om de Kruiden flingert en op
dezelven, als een Bygewas, geworteld is; weshalve
ik het Warkruid noem.
Drie Soorten , waar onder twee Europifche
en één Amerikaanlche, komen ’er in voor, als
volgt. ( i ) War-
( i ) Warkruid met ongefieelde Bloemen. afdeel.
IV.
Decze komt in Europa op veelerley Planten Hoofd-
voor. Gemeenlyk vindt menze in de Haagen *
o f Heggen van allefley ruigte, de Brandene- cuseuta -
«elett , Braamen Hoppe , Hennip en andere EUQ?QOt’,
Gewasfen , zonder onderfcheid, omfiingeren-
de, en aan elkander ftrengelende. Zo z y op
eenige byzondere Plant alleen huishoudt, dan
gaat zy die dikwils als verftikken, en doetze
üitteeren ; weshalve men ze met regt Worg*
kruid zou mogen noemen. Ondertusfchen is
het Gewas zo- Draadachtig dun en fy » , dat
de Duitfehefs hetzelve Flafchfeiden o f enkel
Seiden, de Sweeden Silke, de Deenen Horfil-
L noemen. Anders wordt het ook wel Dotter
en van de Engelfchen Dodder geheten. D e
Franfchen en Italiaanen volgen den Latynfchen
naam Cuseuta, die van het Griekfch Cüsfytha
zyne afkomst heeft. W y noemen het Schorf-
te y Wrange o f P'iltkruid.
Het beftaat uit ongebladerde Draadachtige
Vezels als Snaaren, die uit Zaad, dat in den
Grond
(O Cuseuta Flatibus fèsGKbuS. Syst. Nat. X I I . G e n . 179.
p , lip . Vtg. X I I I . p . 1 4 0 . Cuseuta n u d a ie p e n * F i l i f o rm i s .
Fi, Sutc. DALIB. Paris. SAUV. Monsp. 11. GOUAN Monsp.
74. Gar. Prov. i j 7. Cuseuta aphyllos. Hall. Herv. 459.
Cuseuta major. C. B. Pin. 219. Cuseuta, Cam, Epiti
H, Deel. vu. Stuk.