IV. T o t deeze beiden is de Amaranth, met eene
A*yEEL'witachtige dikkere Aair, van M a r t in , betrok-
J-IooFD- ken. De eerfte zou in China, de tweede in Ame*
stuk. rjjja huisveften. Z y komen beiden in Oostindie
Emwy. VOOTj v0Igensden Heer N. L . B u r m a n n ü s ,
maakende de figuur der Bladen byna bet eenig-
Ite verfchil. Volgens zyn Ed. zyn de Aairen uit
den rooden witachtig in deeze laatfte. De Heer
( l o ü A N z e g t , dat zy in de eerde, zo ver de
Aair bloeit, Vleefchkleurig, doch daar zy Vrugt
draagt, bleeker zyn. Hy betrekt ’er toe de Amaranth
, die de Aairen Vleefchkleurig he e ft, met
glinllerend geel doormengd, van T ournefort.
Tapanfche. T o t een van beiden fchynt die te behooren ,
S waar van j Ult mYne Verzameling van Japanfche
Planten hier de Afbeelding in Fig. x , op Plaat
X L I I f , gegeven wordt. Myn Takje is een Voet
hoog: de Bladen zyn, onder, vier Duimen lang,
met den Steel,en rykelykeen Duim breed,zeer
fpits Lancétvormig, De Aairen van figuur als men
kan zien, fpits Eyrond, naamelyk o f Kegelvormig,
van Kleur uit den rooden en geelen glanzig
witacbtig.
in. (3) Haanekam met langwerpig Eyronde Bladen,
Criflati ronde eenigermaate gejireepte Bloemjieelen,
Gekamde. £n iangWerpige Aairen. ‘
f3) Celofla Fol. oWongo-ovatis &e. Cel, Fol. Lnnceohio-
ovaris. 11. Clifl. 43. Ups. j2. Amar. paniculü conglomerata. C.
B. Pin. i i r . Amaranth major, Pan. furre&is flavescentilms.
HERM. Lugdb. 30, GO'JAN. Monsp, 117,
De eze, die de Bladen fomtyds breeder, fom- IV.'
tyds fmaller h e e ft, behoort tot de zogenaam- Afdeel<
de Amaranthus Haanekam, in de Bloemtuinen Ho o fd -
bekend. Z y komt ’er, met de twee volgende,*TüK*
van verfcheide Kleuren, geel, paarfch, groen
en w it, ja ook driekleurig voor, en verfiertde
Bloemperken ongemeen ; maar kan naauwlyks
dan in Broeibakken geteeld worden: zynde een
Jaarig o f Zaay- Gewas.
C4) Haanekam met Lancetswys • Eyronde, ge- IV*
Jlreepte, uitermaate fpitje Bladen , Zeis-Caflllfis.
fenachtige Stoppeltjès en gekamde Aairen.
De halfmaanswyze Blaadjes aan de Steng on-
derfcheiden deeze, dié by R ü m p h i u s Ge-
meene lndifche Amaranth genoemd wordt. De
Bladen zyn , van onderen, met roode Aderen
geftreept o f ook paarfch gevlakt; de onderften
dikwils drievoudig en de Takjes komen ieder
uit een Osel der Bladen voort. Hy fchiet m
Indie wel o p , tot de hoogte van zeven o f agt
Voeten. De Bloem gelykt mede naar een Haanekam,
zynde hoog paarfch o f fchoon Karmo-
zyn-rood van Kleur.
(5) Haa-
(4) Celofla Fol. Lanceojato - ovatis lineatls &c. Amar. minor
Spica fingulari. BARR. Har. 471. Tab. 1195. Amar.
criftatus. CAM, Epit. 792, Amar. vulgaris. RviiPH, Amb. V.
23«. T. 84.
II, D H L , V I I , STUK.'