7*® Vyfmannige Kruiden
IV. ook in Japan, volgene K ^ m p f e r , die ver«
A fdeel. j-,aait s ja t het aldaar een voortreffelyk Genees-
Hoofd- middeluitlevere. Men vindt het, insgelyks, in.
stuk. andere deelen vau Ooftindie.
xvix. ( 17) Ganzevoet met E ls vormige h a l f C y lin -
sfumMa' drifche Bladen.
ritimum.
zeckants. Deeze Soort, die kleine W it te K a l i , met glin-
llerend Zaad , genoemd is geweest, valt niet
alleen aan de Zeekuften van Europa, zo in de
Noordelyke als in deZuidelyke deelen , als ook
in onze Nederlanden; maar de Heer P a l l a s
heefcze ook onder de Kruiden, die aan de Zout-
M eiren, in de Zuidelyke deelen van Siber
ië , groeijen, gevonden. T e Montpellier, daar
het aan de Zee voorkomt, noemt men dit Kruid
la B la n ch e tte .
xviii. O « ) Ganzevoet met Lancetvormige , eeniger-
GeUaidT* maate V le e z ig e , effenrandige B la d e n , en
gemikte Trosjes die gebaard zy n , in de
O x e le n .
De eze, die weleer voor een Virginifche werdt
gehouden , is door den vermaarden G m e l i n
in
(17) Chinepciium Fol. Subulatis femicylindricis. H. Cliff,
TI. Suec. R. Lugdb. zzo, Kali minus album Semine fplenden-
te» C. B. Pin. Z Z 9. MOKIS. Hifi. II. p. 6lb, S, $, T. 33.?,
, 3, OlD, Dan. 489.
{1%) Chenopadium Fol.Lanceolatis fubcarnofls &cc, AEl.Gett,
ï7 ji. Chenop. Virginicum &c, Sp, Plant, I. p. 222. Gmel.
SU. III. p. 83, T, 15. f. I,
P e n t a n d e i a . 783
in Siberië waargenomen en afgebeeld. Z y heeft IV.
een groote zeer wyd gemikte Bloempluim , Afi>eel«
en,daar de verdeelingophoudt, komen deBloe-Hoofd«
men ongedeeld, met Baardjes, voort. stuk.'
D ’synia,
B e t a . Beete.
Dit Geflagt heefteen vyfbladigenKelk, zonder
Bloemblaadjes, en een Nierachtig Zaad,
binnen de zelfftandigheid van het onderfte des
Kelks aanrypende. Het bevat drie Soorten, allemaal
Eüropilche, naamelyk
( 1) Beete met getropte Bloemen. L
Bèta vut-
Een zeer bekend Moeskruid, dat men over-^™*
al in de Tuinen h e e ft, maakt deeze Soort uit.Gemeene#
Het voert den Neerdukfchen naamHaar den
Latynfchen B è ta , die van de Letter B zou af-
komftig zyn. De Grieken hebben het Seutlon
geheten: de Italiaanen noemen het B è ta , o f
B i e t o la , gelyk wy ook meest B ie t zeggen :
de Spaanfchen A fe lg a s ; de Franfchen P o ir é e ;
de Duitfchers M ango ldt. Men zaait het in de
Tuinen , doch de plaats der afkomst is onzeker.
Van
(1) Bèta Floribus congeftls, Syfï. Nat, XII, Gen, 307. p.
ij j . Peg. XIII, Gen, 310, p. 217, Bèta Caule eredto. Sp,
Plant, 322. Bèta. H. Clif. Ups. Mat, Med. R. Lugdb. 220.
• • Bèta rubra vulgaris. C. B. Pin. iig. (i. Bèta rubra major
Md, V. Bèta rubra Radice Rap*. Ibii. 3. Bèta lutea major.
Ihd, f . Bèta pallide virens major. Ibii, Bèta candida, rubra &
lubia Romana, Dod. Pempt, 620,
II. Déél, VII, STOK,