to b ïk b en wilde Gember o f Zedoar, naar.
melyk , benevens de Kardamom en het Para-
H oofd- dys-Zaad.
stok.
Am«mun ^ ^momum met de Bloemjleng naakt, de
Zinaiher. Kolf Eyrond.
Gember.
Met deeze Soort wordt de eigentlyke Gem-
ber-PJant bedoeld, wier Latynfche naam, Zin-
giber, van ’t Arabifch woord Zengebil afkom-
ftig fchynt te zyn. By ieder Natie in Oostin-
die heeft zy bykans een byzonderen naam. De
Malabaaren noemenze lnfche o f Imgi, dc Ma.
leijers Ahya, de Javaanen Djahy, die van Ter-
nate Goraka,
Volgens R ü m p h i d s heeft men, in Oostin-
d ie , een groote en kleine Gember-Plant, waar
van de eerde , ten aanzien van den Wortel,
in witte en roode onderfcheïden wordt; maar
het Gewas is eveneens. Het groeit by de drie
Voeten hoog , met drie o f vier re g te , ronde
Kruidagtige Steelen, waar finalle Bladen beurt-
lïngs aan zyn , naar die van Riet gelykende,
een half Voet lang,, een Vingerbreed, glad,
en overlangs met fyne Aderen geftreept. Aan
de witte zyn zy wat korter en regt groen,
aan de roode langer en donker groen; in beiden
f l ) Amomum Scapo nudo , Spica o va t l Syst. Nat. XII.
Gea. 2. p. yo. Vtg. XIII. p. 49 Zingiber rnajus. JR.UMPH
M V- P- T- ««• f. ii Zingiber. C. B Pin. is
Brown. Jam. 119. Infchi, Hort. Mal. XI. p. ai. T. u ,
wr
n s s B m
den Specery.agtig van Reuk en Smaak. De
Wortelen zyn knobbelagtig, gelyk men dit aan L
de Gember , welke in de Winkelen verkogt Hoofd-
wo rdt, genoegzaam kan zien. Die van deS™
roode Soort hebbenze wat dikker en meer ge-«;*,
knopt, van buiten ro.odagtig, zynde zo fcherp
niet van Smaak als die der witte Gember.
Wanneer men de Plant een Jaar o f langer ongemoeid
laat liaan, dan geeft zy tot den'Wortel
byzondere Steelen uit , van ougevaar een
Voet h o o g , met een Kolf o f Knodsje aan ’t
End, dat een handbreed lang is en naauwlyks
een Duimdik, uit groote Schubben famenge-
voegd, die groen blyven, doch met geelagtige
kanten in de witte Soort. • Tusfchen deeze
Schubben komen de Bloempjes uit , als een
geopend Helmpje van drie uitwendige en ook zo
veel inwendige Blaadjes-gemaakt (*). He eerst-
gemeldcn zyn witagtig en fmal, maakende hec
hovende als een Helmpje over de Bloem en de
onderden als twee Hoorntjes. De Bloem,
waar. van ’er maar twee o f drie te gelyk voortkomen
, heeft een Speceryagtigen Reuk, naar
dien van Gember trekkertÖe. Het- geheele
Knods-
(+) Dit zegt RUMFHIUS , doch uit het gene ontniddelyk
daat op volgt, met zyne Afbeelding vergeleeben, fchynt
het dat ’er maar drie Bloemblaadjes of Slippen, van de Bloem
zyn, hebbende hy , waarfchynlyk, het Meeldraadje , den
Stamper en hec Honighakje , voor de drie inwendigen ge-
nomen.
II. Deil. VII. STUK*