fc E e n m a n n i g e K ru^deic.
IV. geven, vier aangetekend; waar onder drieder-
Afdeel. jey roocje ^ en een gee]e geftippelde, voorts een
Hoofd- Smalbladerige met geele Bloemen, zynde hier
stuk. jg tweede Soort. In ’t Werk van W einmann
y>fe?wy‘ komen alle deeze Verfcheidenheden voor, doch
allen met geaderde en geene met gefteelde Bladen.
Deeze laatfte Soort, niettemin, bevindt
zig ook in onze Openbaare Kruidhoven.
A M o m ü M.
v L ï N n je ü s gebruikt dit woord , d a t, hoe be-
rugt ook onder de oude Geneeskundigen, thans
als een byzondere Drogery niet zeker bekend is ,
voor een Geflagtnaam, om de Gember, Karda-
mom en andere Speceryën te bevatten. D i o s-
corides , die aan het Armenifche Amomum den
voorrang g e e ft, boven dat van Medie en Pon-
tu s , z e g t, dat deszelfs Hout eene geele Kleur
hadt, zynde zeer fterk van Reuk. Hy geeft ’er
Bladen als van de Wilde Wyngaard en Druif-
agtig Zaad aan: des fommigen een Soort van
Aalbesfen, anderen de Roos van Jericho, anderen
de ruikende Geranium , anderen zeker
flag van Wilde Peper, daar door verftaan hebben.
Ondertusfchen was het van eene heete
eigenfchap en droog: weshalve men’e r , inde
Geneeskunde, verfcheiderley Speceryagtige
Zaaden; gelyk de Staartpeper, Kruidnagelen,
enz. doch zonder eenige zekerheid, voor genomen
heeft. hEMEUT zegt, dat de Vrugt van
% Amomum rond is als een Dru if, en èenigo
M o n a n d r i a . 9
fcherp Kruidige Zaadjes bevat, groei jende tros- IV.
wyze aan een Oostindifchen Heeften In W ein- FDI1jEt"
manüs Kruidboek vindt men een G ew a s , met Hoofd-
Druifagtige Vrugten, onder dien naam vertoond. tTV**
Ook fchynt G e of fr oy hetzelve als bekend^. J'
aan te merken ; doch niettemin blyft het geheel
onzeker, welke Plant eigentlyk door Dios-
corides daar mede gemeend z y , en mooglyk
zullen de vier Speceryën , in dit Geflagt be-
greepen, in kragten daar mede wel eenige overeenkomst
hebben. Zo het een woord van
Griekfche afkomst was, dan zou het een on-
berispelyk o f onfeilbaar Middel fchynen te betekenen.
Van dit Geflagt zyn de volgende Kenmerken.
Het maakt een Bloemfteng , uit veele
enkelde Schubben famengefteld, ieder van welken
een Bloem uitgeeft, die éénbladig is, be-
ftaande uit een kort Pypje, dat den Rand verdeeld
heeft in drie Slippen, de middelde groo-
ter dan de anderen. Het Honigbakje is ook
eenbladig , ingeplant in den grootften Inham
van de Bloem. Het Meeldraadje is langwerpig
, gelykende naar een Slip van de Bloem, en
heeft een aangegroeid Meelknopje; Het Vrugt-
beginzelis rondagtig, beneden het Bloemkasje;
de Styl Draadagtig van langte als het Meeldraadje
; de Stempel ftomp : het Zaadhuisje
Lederagtig, bynaEyrond, driehoekig, met drie
Hokjes cn drie Kleppen: waar in veele Zaadjes.
Vier Soorten zyn tot dit Geflagt betrokken:
A y fle
ll* DEEL. VII. STUK.