IV. ribd , zodanig dat de Ribben aan de kanten
AFORF-T.
1V. ’ evenwydig loopen, ’t welk maar in weinige an-
Hoofd- dere Planten gevonden wordt. Men zou van dit
Zel<de Gewas een -Breed- en Smalbladig, als
vip'™7' ° ° k een Doorbladerig en Digtbladerig Fonteinkruid
kunnen te voorfchyn brengen;.om van de
glanzigheid, welke het L oo f zo wel als de Vierde
S o o rt, die ik ook gedroogd b e z it, heeft,
geen gewag te maaken,
èllfum ^ Fonteinkruid met Jpits Eyronde gepaarde Digtbia- Bladen , digt aan een, gegaffelde Takken ^eiI2* en vierbloemige Auiren.
Deeze , in Italië en de Zuidelyke deelen
van Vrankryk voortkomende , groeit ook in
Switzerland, volgens den Heer H a l l e r . Z y
verfchiltvan de anderen voornaamlyk, doordien
de Bladen gepaard o f tegenover elkander aan
de Stengen groeijen, en dat de Stengen gegaf.
feld zyn, geevende uit de Mikken een zeer kort
Blpemfteeltje , dat niet meer dan vier Bloempjes
draagt. J. B a u h i n ü s glimmend Fonteinkruid heeft ze rniddelßag geheten. In Overysfel
omtrent Zwol , zou deeze Soort groeijen ( * ƒ 4
( 4) Fon.
( i) Petamgetm Fol.ovatisacuminatisoppo/itis&c. Guett.
St™?* I. p- 102. Potain. minus &c. Magn. Momp. , 0J‘
Gouan Momp. j 6. Ger. Prev, I24. FontinaJis media #
eens. J. B. Hiß. III. p. 777, Raj. Hift. iss. Tnbulus « q « .
ticus minor alter. C lus. Hiß. n . p. 2J2<
(*) De Gorter F hr . Belg. p. +J.
(4) Fonteinkruid met Laneetvormige vlakke IV. Bladen, die in Steeltjes: uitkopen. Afdeel*
_ .. , Hoofd- Het Groote glimmende Fonteinkruid van dien stuk.
zelfden Autheur, is door geheel Europa, tot iv.
zelfs in Sweeden, gemeen. Men vindt het
overvloedig in Vaarten , Vyvers en ftilflaande
zoete .Wateren , aan den Duinkant van onze
Nederlanden , in Vriesland en elders, In de
diepfté Meiren van Switzerland groeit het tot
de hoogte van tien en meer Vademen; ftygen-
de dus tot aan de Oppervlakte van het Water,
en Bofchjes maakende in deeze Diepten, welke
, zo aldaar als aan den Ryn, voor de Snoeken
en Karpers, die ’er van verbaazende grootte
zyn, dienen om hunne Knie in te fchieten
en tot Voortteelinge; weshalve men het, in
de Elzas , Hechtlock noemt. .Hier toe behoort
zekerlyk het tweede Fonteinkruid van D o d o -
n é u s ; ’t welk hy zegt, dat overvloedig;
groeit in de Biesbofch, op het verdronken
Land tusfehen Dordrecht en Breda, De Bladen
zyn uitermaate lang en groot, fpïts Lancetvormig
ovaal, en voor ’t overige van gezegde
hoedanigheid; te weeten als dun geoliedBa-
pier. Somtyds komen zy op de kanten een
•wei-
(4) Potamgeton Fol. lanceo}, planis in petiolos defïnenti-
biis. Fl, Suec. H. Cliff. R. Lugdb, Sec. Ger. Prov. 124,
Potamogeton Foliis anguftis fplandentïbns. C. B, Pin. 195,
Fotitinalis lucens major. J, R, Hijl. III, p. 777« Potamogeton
altera. Don. Pempt. j82.
m Dksl. vu. Stuk»