IV.
Afdeel
II.
H oofd»
STUK.
Eenvjy.
gevonden wordt, geeft Stengen uit van twee
Voeten hoogte, die dik en vierkant zyn , zig
in Takken verdeelende. De Bladen zyn van
aanmerkelyke grootte, een Hand breed , een
weinig ruuw en ongelyk, witachtig en eeniger-
maate ruig. De Bloemen, naar die van de Salie
gelykende, zyn witachtig o f bleek blaauw,
en groeijen in lange Aairen ; waar op zwart
Zaad volgt, dat in getande Zaadhuisjes vervat
is. De geheele Plant heeft een zwaaren Reuk,
en b ly ft, na dat z y uit Zaad is opgekomen,
maar éénen Winter over. B y Montpellier,
daar het op zekere Velden wild groeit, volgens
G ouan, bereikt het meer dan eensMenfchen
hoogte. Het zoude in Griekenland en fommi-
ge deelen van Italië gemeen zyn , komende in
Provence , zo G e r ar d fchryft, ook aan de
Wegen voort.
O f dit het Hormimm zy van Dioscorides,
is twyfelachtig. Men moet van deszelfs krag-
ten een groot denkbeeld gehad hebben, om het
te noemen Tota bona, in ’t Franfch Toute bon-
ne , dat is Algoede. Door zyn Kruiderigheid
is het prikkelende en dienftig tot verdunning
van koude Slymerige Vogten ; als ook tegen
de Opftyging en Moederkwaalen, wanneer het
in Wyn getrokken wordt gebruikt. Uitwendig
ftrekt het voor een uitmuntend Wondzuiverend
en Pynftillend Middel. Het Bier, daar op gegist
, wordt zeer fterk en maakt fchielyk dronken.
D e Bloemen hebben fterker Reuk dan
de
de Bladen, en z y n , gelyk dezelven, bitter van IV.
Smaak. Een Zaad korreltje in het Oog gedaan, ^
daar wat in geraakt i s , dient, gelyk de Kreefts- Hoofd-
oogen, om hetzelve daar uit te helpen ( * ) . STÜK*
(-30) Salie met gerimpelde, Finswys’ verdeel- xxx.
de y Wollige Bladen, die de bovenjie Krans-
j»s onvrugtbaar heeft.
(JjgC,
D e geftalte der Bladen, die de figuur byna
Van Hertshoornen hebben, geeft hier den by-
caam aan. D e Groeiplaats wordt gefteld in
Perfie.
(29) Salie met langwerpige uitgeknaagde ge- xxix.
wolde Bladen, gewolde Kransjes; de Lip^fópL**
der Bloem gekarteld; de Blikjes omgekromd fchc.
en eenigermaate gedoomd,
Men wil dat deeze de JEthiopis der Ouden
zou z yn, hebbende dien naam van haard Groeiplaats
in Ethiopië. Als eene Verfcheidenheid is
hier
(*) RottY Mat. Mei. Lond. & Roterod, 1773. p. 238.
(30) Salvia Fol. rugofis pinaatifidis lanatis &c. Salv. Fol.
fimpl. dentato-pinnatts asperis. H. Cliff. R LugdK 3°8 H»
jjpf. 10. Horminum rugofo Vertucofoque folio. Pluk, Alm.
ïg 6. T. 194. f. S‘ HERm. Parad. 186. T. 18®. MORIS. Hifi.
III. p 393. S. 11. T. 13. f. 6.
(29 Salvia„ Fol. oblongis erofis Lanatis &c. Salv, Fol.
Xanc. fimiato-dentatis. H. Cliff'. R, Lagdi. 308. jEthiopis
lol. finuofis. C, B. Pit. 241. f&. jFthiopis laciniatis foliis.
Bak» Rar. 14. T. is8, y , Mamm ^figyptimn. VESL*Alf*
»12. T. 212.
tl. Dut. vil. Stuk,