IV.
'Afpe e l,
IV.
H oofdstuk.
V itrw j,
yigp*
ï.
TilUa
’fiquAtica,
;Watengö
4 i a
Dit is een zeer klein Plantje in Virginie,
onder ’t Mos aan de kanten der Bronnen, voortkomende.
Het heeft een Draadachtig Sten-
getje van een Vinger lang, bezet met gepaarde
Elsvormige zeer kleine Blaadjes en de Bloemp-
jes hebben ieder een Steeltje. Naast fchynthet,
in Vrugtmaaking, overeen te komen met dit
Geflagt. De eerfte Soort is door den Heer
C l a ï t o n in Virginie ook waargenomen(*),
T i l l j e a .
Een drie o f vierdeeligé Kelk , drie o f vier
gelyke Bloemblaadjes en drie o f vier veelzaa-
dige Zaadhuisjes , maaken de byzondere Kenmerken
van dit Geflsgt uit. Het bevat twee
Soorten , pok van zeer kleine Plantjes, die in
ons Wereldsdeel groeijen, naamelyk,
( 1 ) Tillasa die opftaande en gegaffeld is , met
fpitfe Bladertjes en vierdeelige Bloempjes,
In de Zuidelyke deelen van Europa, ja zelfs
in Vrankryk, en in Sweeden, komt dit Kruidje
voor. Het was te vooren Crasfulci genoemd
geweest en de beroemde V a i l l a n t heeft
’er de Afbeelding, onder de Planten die om-
flreeks Parys groeijen , van gegeven, noemende
(*) GRON. Flor, Virg, Lugdb«. 1761. p. 2},
(1 ) TilUa ereäa dichotoma Fol. acutis. Syst. Nat. XII.
Gen. 177. p. 132. y*gt XIII. p. 142. Fl, Suec, II. N. ij6,
Crasfula Caule dichotomo. Fl, Suec. z$9- Da li», Pär, 9s.
H, Cliff, 497. Sedum miniraum annuum &c, Va il l , Pat,
m< * » • $ *
de hetzelve Allerkleinjl jaarlyks Sedum, met IV»
een Rooskleurige vierbladige Bloem, Op plaat- F°yEL*
fen in het Bofch van Fontainebleau, daar het Hoofde
W ater ’s Winters geitaan hadt, vondt hy het-*TuK‘
zelve in ’t Voorjaar, bloeijende van Mey tot
Auguftus j en dan vergaande. Het groeit niet
meer dan één o f anderhalven Duim hoog. Het
heeft paarfchachtige Steeltjes, bezet met kleine
Sappige Blaadjes en Bloempjes als boven
gemeld. Van Smaak is het een weinig famcn-
trekkende ( * ) .
(2) Tillasa die op den Grond legt. ^ n.
JMusce/a.
D it Kruidje, door den geleerden M i c h ë . Mosüg«,
x,ius , , een Florentynfche Kruidkenner, in
Spleeten der Rotfen, aan Wegen en op Velden,
in Toskanen gevonden zynde,werdit döor
hem Tillcea genoemd, naar eenen T j l l i u s ,
die in de laatfle helft der voorgaande Eeuw
leefde , en van wien men een Lyst der Planten
van den Pifafchen T u in , met zyne Waar-
neemingen, aan ’t licht gegeven ziet, Het vertoont
Mooglyk heeft men het Uy Wï IntmaNir , onder den
Jiaam van Alfme ntdofa minima, of Allerkleinst knoopig Muur ,
vallen afbeelden.
(2) TUUa procumbens. H. Ups, 24. GdUAN. Monsp, 77,
Geu. Priv, 42S. Till. muscofa annua perfoliata, Mich. Gen,
2i, T. 2». Crasfula Fol» fesfilibus Sec. Guett. Stamp, l, p,
97» Polygonum muscofum minimum. Bocc. Sic, ,5. T. 29,
Setnpetvivum omnium minimum &c* Bocc. Mus, II, p, 3 <st
5T, B2.
jx, om., vu, s Tm,