IV. waar de Chirurgyn V a il l a n t , zegt h y , het.
^tpeel. zeive te Verfailles ontdekte, en die zelfde vóndt
H oofd- het vervolgens overvloedig groei jen i n ’t Meir
STUK* van Trivau , behoorende tot het Park vanMéu-
yijr«*Wy' don, In de Zuidelykc deeleti van Vrankryk,
evenwel, is-het niet minder gemeen, dan in
het Noorden van Europa, Men . vindt het ook
in fommige deelen van Duitfchland en Engeland.
In Vriesland komt het overvloedig voor , in
Slooten, Vyvers en Water-Dobben, zo M e e .
se verhaalt; doch in Holland fcfiynt het nog
niet waargenomen te zyn (*), Op Ceyton in-
Oostindie zou Hermannus het hebben gezien.
Uit een Wortel, die in de (Modder der Sloo-
ten zie en overblyft, geeft dit Kruid Bladen»
welke zeer veel naar Venkel ; gelyken , zynde
zeer fyn verdeeld, Deeze dobberen, tegen den
Bloeityd, in ’t W a te r , wordende opgeligt van
dé gezegde», Blaasjes, waar mede zy a ir Neeten
zyn b e z e t , en die alsdan zyn uitgezwollen.
Verder verheft zig allengs de aangroeijende
Bloemfteng , regtftandig uit het Water , en
fpreidt zig in Bjoemfteeltjes uit , die in de Na.
zomer Bloemen vertoonen , welke vry groot zyn
cn geel van Kleur , taamelyk naar die van ’t
Vlafebkruid gelykende, met de bultjes van de
Onderlip Oranje, Deeze Steng js minder dan
een
(*) Want Commflyn maakt ’er in Qat. Jni, Hall. geen
gewag van en de H[ oog! eer aar be Gorter fchryft flegts MEE-
tg wa, Ik 1»1> fcet ook in onze fipyiijtie niet gevon4ei|» j
ten Voet hoog en heeft dikwils maar v y f Bloe- ^ W.
men. Het Zaadhuisje is rond met een Puntje, u
en bevat veele kleine Zaadjes als fto f, niet een Hoofd-
énkel Zaad , gelyk R a v en R iv in ü s verkeer-8™**
d'elyk gezegd hadden. Na den Bloeityd zakt ^
het L o o f weder op den Grond-, en de gezegde
B la asjes vertoonen zig daar aan, wanneer ’t gedroogd
is, gelyk zwarte Stippen.
Die d eden, welke Voor Meeldraadjes \ fche-
pe komen, zyn zeer zonderling in dit Kruid,
bevattende als een wit Kringetje iedef Meel-
knopje en dus voor den Styl geplaatst zynde,
gelyk D i l l e n i u s klaar vertoont. Z y zitten
boven de opening van het Honigbakjë, dat ee-
ne Spoorswyze figuur h e e f t , volgens hem ;
doch volgens L i n n j BUS Elsvormig is -en van
Engte als de Onderlip, digt daar tegen aan.
D e Groote, zegt zyn Ed.» van R i v i n ü s a f.
geheeld, die den Kelk van agteren gerond
heeft , en de Kleine , met eehen dwarfen als
geknotten Kelk, groeijen door malkander.
(4) Neetekruid , dat het, Honigbakjë gekield ^
heeft. ria rr.ir.ar.
Kleiuder,
Deeze , door de figuur van ’t Honigbakjë
niet alleen, maar ook daar in verfchillende,
dat
(4)-Utricularia Nê&aria caiinato. Fl. Succ, z$ , 19. Mil-
lefbl. paluftre galericulatum minus. PLUK- Alm. 251. T, 99»
f. 6. Aparine Aquis innatans Trevifana, Fol, Feichepier, Ca*
preolis donata. Bocc. Mus. I. p. 23. T. 4>
I 4
II. DEEU VII, STVBU