IV. meer Soorten van dit Gellagt gemeen. A l-
Afdlel l i o n noemt h e t , in zyne befchryving der
Hoofd* Piémontfche Planten , Gladde Stompbladige ,
stuk. Kroondraagende Aretia: H a l l e r Aretia met
Liniaale gladde Blaadjes ; de Steng weinig
Bloempjes ' hebbende. Uit een Roosje der
Bladen komen verfcheide S tengerjes , fomtyds
wel Vier Duimen hoog, zegt zyn Ed» , voort.
De Heer A l l i o n heeft het keurig afgebeeld.
G o u a n geeft ’er maar anderhalf Duim hoog*
te aan.
rvi. 0 0 Apdrolace mét Elsvormïge gladde Bladen t
Camel. Kroontje zo groot als ’£ Omwindfel.
Vleefch- . ƒ
Jdeiiiige. Z e e r . finalbladig is. deeze., dié tevens op de
Pyreneen en Switzerfche Alpen 3 zo wel als in
LangüedÖk en Provence groeit; -wordende daar
toes als eene Verfcheidenheid 3 betrokken, de
Aretia van H A l l e r, met op de kant gehaair-
de , zeer Imalle Grasachtige Bladen, die daar
een fraaïje Afbeelding van g e e ft : zynde het
Gewas in Gehalte weinig verfchillende van de
voorgaande Soort.
Meest alle dié van dit Gellagt, zig in de
Tuinen .’.niet voortteelen "laatende, llrekken al*
leen
fö) Androface Fol. fulmlatls glabris &c. Seclum Alp. angus-
tisfïmo folio, Fl. car-neo. C. B. Pin, 284.' Sedum Alpinum.
C&L- Ecbpr, II, p, S4. T. 65. f. 2. Sanicula Alpina angus*
-tisumo foiio. Pluk. Alm, '332 T» ios. f. 5, A. Aretia HaU
leri Fol. ciliaris, Sp. Plant. I. p, 142, Aret. Fol, ciliatis li*
nearibus, Hall. Iklv. 48 s. X, 7,
leen tot Verluftiging dier onvermoeide Geeflen, iv .
welken ter Kruidleezioge de hooge Bergtop- Afdeelt
pen beklauteren , om eene fchoonbeid te be-
fchouwen , die de Natuur hier , zekerlyk niètirux.
zonder een gewigtig Oogmerk, over den kaaien
Grond heeft uitgefpreid , maakende voör het”!*‘
overige Menfchdom als een verholen Beemd :
waar uit het Bergvolk der Alpen zeer wel zyn
voordeel weet te trekken , door middel van
het V e e , dat hun lekkere Melk, Kaas en Boter,
uit deeze Weiden voortbrengt.
P r i m u l a ,
De Bloemen in Kroontjes met een Ömwind*
Zeltje , hebben een Rolrond Pypje in dit Gesagt
, met een gaapende Mond. Het bevat
zes Soorten , tot welken ook de Auriculaas
behooren.
( 1) Primula met getande rimpelige Bladen. i.
Primula
T e bekender is dit Plantje in alle Tuinen e a ^ ‘eU
Bloemhoven , wordende zelfs by den Latyn-^oeC(l*
fchen naam van alleman begroet. In ’t Franfch
noemt
(1) Primula Foliis dentatis ntgofis. SjJl. Nat. XII. Gen.
^!>7. p. ijo. Peg-. XIII. p. 162.'R,.Lugdb. 41 j . Pritn. Veris
odomta Fl. luteo flmplicL J. B. Hifi. in . p. 4M. verbasen,
lum pratenfe odoratum. C. B. Pin. 241. ß . Primula Limbo
Hornm plano. Vetbasculum pratenfe vel fylvaticum inodo-
lum. C. B. Pin. 241, <y. Primula, acaulis , Scapo nullo.
Verhasculum fylveftre majus fingulari Flore. C, B. Pin, 241,
Ton«!!*. Inß. I24.-HALL. fiplv, 482,