IV. ,» knopjes gevuld met blaauw Stuifmeel: de
Afdeel. Styl is blaauw en langer. D e Zaadhuisjes
Hoofd- »> zyn bruin;, dun, gelpitst en bevatten veele
stuk. , , Zaadjes.”
Eenwï- D e Bloem fchynt derhalve, in dit Geflagt, wel
allermeest van die der Eerenprys te verfchillen:
want zy vertoont zig in de Afbeelding van M i -
c h e l i u s het allerminfte nkt Raderachtig; ge-
lyk z y niettemin in de befchry ving van de Kenmerken
der Geflagt e n , gezegd wordt byna, als
ook in vieren gefneeden en ftomp te zyn, met
de bovenfte. Lip breeder en meest uitgefneeden
(* ) . Dit laatfte bevondt Micheliüs alleënlykr
in de Geelbloemige plaats te hebben. Misfchièn
zyn deeze Kenmerken van de Eerfte Soort ontleend:
iv. T o t dit Geflagt zal ik derhal ve ook dat Kaap*
Rceao£’ fche p,alacie van myne Verzameling f ’huis. bren-
pu gen, het welke in Fig. i , op Pla a t X X X V I I r ,
xxxviii. naar’t Leven is vertoond: te meer,, dewylbet-,
F‘*' u zelve in Géftalte en bepaaling byna overeenkomt
met de Bonarota. Het groeit ongevaar een Voet
hoog, hebbende fe g te , dunne Stengetjes, die.
zig in drieën verdeden , geevende wederom
Takjes uit, die lömtyds op zyde, doch altoos,
aan t’end, Trosjes hebben van verfcheide Blóempr.
je s , als een Kroontje vervat in eenige Bladertjes.
’t Getal der Bloempjes, in zulk een T ros je,
is dikwils. zes, Z y hebben ieder een zeer lang
dun
(*) Genera Plantar. Ed, VI, Hoogd. Vat. 177 j. p?g. 17,
dun Steeltje, waar op de K e lk , die. in vyven lV.’
verdeeld: is , en de Bloem bevat. Deeze is taa- AFDI“ L*
melyk groot, eenbladig, in vieren gedeeld, en Hoofd.
heeft twee korte , dikke Meeldraadjes , metSTUK*
groote Knopjes1 ter wederzydë van den Sty l,
wiens Voetftuk een Vrugtbeginzel i s , dat een
rondachtig., Zaadhuisje wordt. D e Vfugtmaa-
kende deelen zyn door Vcrgrooting, daar onder
by a en b, nader in Plaat gebragtl
J U S T I C I A.'
D e Kenmerken van dit Geflagt breedvoerig
opgegeven zynde, toen ik de Hecfterachtigen
befchreef * ,. zal ik thans alleen maar melden, * n. d;
hoe het Vrugthuisje, door middel' van een Soort
van Scharnier , open fpringt, ’t welk tot de
Kenmerken behoort.
Van de daar in voorkomende Soorten, zynde
volgende als Kruidig opgegeven , naamelyk
(8) Judicia met Lancetvormige effenrmdige vnr.
Bladen, Aairtjes aan ' ï end en overhoeks Pr“^ f
op zyde:, Borjleiige Blikjes en een leggende^
Steng.
Een Ceylonfch Gewas,,dat ook by-Golkonda
en zelfs op Java v a lt, Blaadjes hebbende als die
van
(*) JajtUia procumbens Fol. Lanceolatis Sec. Fl. ZeyU 19.
Euphrafia, Alfines ang, folio &c. Pluk. Al>*. 141. T. }«..
f. 3 & T. 393. f. 4. Flanta fpicata 5cc, Burm. ZtyU i94«
B. Fl. Ind. 8.
II. DRFJL. VII» STDfc,