Ar e ^ Z0U men ^et * naauwkeurig onderzoek,
rv.EL’ n°g wel op meer plaatfen, zo in ons Land als
Hoofd, daar buiten, aantreffen, ’c Komt jaarlyks voort
ÏT“K* uit zyn gevallen Zaad.
£enwy*
S a n g u i s o r e a * Sorbenkruid.
Een tweebladige Kelk en een vlakke Bloem,
met het Vmgtbeginzel tusfqhen beiden, dat een
vierhoekig Zaadhuisje wordt.
Dus komen de Kenmerken voor van dit Ge»
flag t , ’t welk drie Soorten bevat , die hier
volgen.
Sangui/br- Sorbeokruid met Eyronde Bloem-Aairen,
ba Offisi-
"*£*■ Deeze is de Sanguiforba der Winkelen, dus
CWOOn wegens haare Bloemflempende Kragt en in ’t
Hoogduitfch Sperbenkraut, dat is Sorbenkruid
genaamd , om dat de Bladen grootelyks naar
die van den Sorbenboom gelyken. Men noemt
het ook wel Bloedkruid en Wilde Pimpernel,
alzo dezelve ook den naam van Sanguiforba
voert. G esnerus heeft het Pepanella genoemd,
bm
f i ) Sanpüforba Spicis oratis. Syst. Nat. XII. Gen. Jas.
p 124. Veg.Ps .ttll p. 133. H . Cliff. 39. F l. Suec. 13o.. M a t .
Med s i . R . Lugdb. 240. H A L L . Heiv. 45,. GOUAN Mr,nsp,
71. Sec. &c. Pimpinella Sanguiforba major. e. B. Pin. iso
Pimpinell* fyivestris feu Sanguiforba major. Doo. Pempt.
ioj. Sanguiforba alt. major f. Pimpinella. Eqb. 7,9<
fi. Pimpinella major rigida praralta auriculata fubnuda. Boce.
Mus. 11. P. 19. T, 7,
om dat het den Reuk heeft van Pompoenen. IV.
De Italiaanen heeten het Solbaftrella, de Fran-
fchen Sanguiforbe, de Ëngelfchen Burnet, o f Hoofd-
eigentlyk Great Burnet, om het van de g e -STUK*
woone Pimpernel, welke in ’t HoogduitfchKia"KS£y'
Klein Sorbenkruid geheten wo rdt, te onder-
fcheiden.
Dit Kruid groeit op drooge Velden door by-
na geheel Europa , weshalve het in Duitfch-
land, wegens zyne rondachtige Hoofdjes, Wie-
fenknopfe, dat is Weidenknoppen en ook Wis-
fenkraut genoemd wordt. In Sweeden werdc
het, in de Tuinen der Grooten , als uitheemfeh
gekweekt. In Switzerland vondt de Heer Halo
e r het op de Wallen der Steden. Hier komt
het , te Heemfe in Overysfel, in de Hooylanden
voor. De Heer F o k s t e r vondt hetzelv
e , dat zonderling is , onlangs op een Eiland,
alwaar, in ’t midden van den Zomer, de Bergen
met Sneeuw bedekt en de Valeijen vo lYs
waren, in de Zuidelyke deelen des Aardbodems.
Daar groeide niets dan dit Kruid en ’t Ruuw»
bladig Aairgras (*).
' Het fchiet een Elle o f hooger o p , en heeft
een regte Steng, geevende aan den Wortel en
op zyde roode Bladfteelen uit , met gevinde
Bladen, tot zes o f zeven paaren en een oneffen
Blad aan ’t end, bezet. Deeze Vinbladen
worden naar ’t end toe langs hoe grooter. Z y
zyn
(*) ChoT&ft, Gen. Plant, nov, dett&, Loijd. 177«. Fr*f,
p. VII.
IU nsïL, vii. stvs.