IV.
A f d e e l .
v.
Hoofds
t u k »
i.
Nama
Zeylanica
Ceylonfche,
TI.
"Jamaicenfis.
Jamaikaïche.
, CO Nann met een opflaande gladde Steng, Li-
niaale Bladen en getrojte Bloemen.
Deeze groeit op Ceylon, als ook by Madrasf
aan de Kust van Koromandel, zynde Muur,
naar Ecrenprys gelykende, met Bladen van Ge-
nadekruid , door P l u k e n e t getyteld. Het
Stengetje is een half Voet hoog, Takkig met
fmal Lancetvormige Bladen overhoeks, die effen
zyn en uitgebreid, geevende uit de Oxelenop-
Itaande Trosjes , met overhoekfe Bloempjes.
(2) Nama met leggende Stengen, Eyronde Bla
den en eenzaame Bloemen.
Hier behoort een Gewas , door B r o w n e
op Jamaikagevonden enafgebeeld,datdeBioem
eenbladig en Cylindrifch h e e ft, met v y f Tandjes
, van langte als de Kelk.
H y d r o l e a . Water-O ly f .
Een vyfbladige Kelk; een Raderachtige Bloem,
die de Meeldraadjes van onderen Hartvormig
heeft: het Zaadhuisje tweehokkig tweekleppig,
met veel kleine Zaadjes.
Dus
(1) Nama Caule ere&o glabro , Fol, Unearibus Scc. S y jt.
Nat. XII. Gen. 31+. p. 198. Feg. XIII. Gen. 317. p. 219.
Nann. Am. Ac ad. I. p. 3 9$. Ft. Zeyl. N.117.T. 2. KNiPH. Orig.
4. Przf. Anagallis Zeylonica aq.B0KM. 2V7/. 19. Alfine Vetonicx
sffinis, Gratiol* folio. Pluk. Alm. 22, T. 130. f. s.
(2) Nama Cau'.c decurabente Sec. Brown. Jam, 185. T,
18. f. a,
Dus zyn de Kenmerken opgegeven van dit IV.
Geflagt, ’t welk maar ééne Soort f i ) heeft,
groeijende in Zuid - Amerika, en aldaar door den Hoofd-
Heer L o e f l i n g waargenomen. De StengenSTÜK*
zyn opflaande, een Voet hoog, met overhoek- UyiroUa
fe Takken : de Bladen Lancetvormig , onge-^ ?^^
lleeld, Haairig en Lymerig kleevende, met Doorn- dc.
tjes in de Oxelen. Weinige, digt getropteBloemen,
die hoog biaauw van Kleur zyn , komen
aan ’t end der Takjes voor.
S c h r e b e r a .
Een vyfdeelige Kelk , een Tfechterachtige
Bloem met de v y f Meeldraadjes in de Keel en
even zo veel Schubbetjes , tot het Honigbakje
behoorende, aan ’t onderfle der Meeldraadjes
aangegroeid: de Vrugt tweehokkig, met enkele
Zaaden.
Z o komen de Kenmerken vo o r, van ditGe-
Gef lagt, 5t welk ééne Soort bevat ( i ) , die r.
door den Heer S c h r e e e r aan de.Kaap isScbï™ïd™
waargenomen. Z y maakt een klein Heeften je KaaPfc*
uit, met ronde Wollige Takjes en overhoekfe
Lancetvormige Blaadjes, die aan de Punt drie
o f v y f Tandjes hebben , glad, met zeer korte
Wol-
(1) Hydrolea. Syft. Nat. XII. Gen, 31*. p. ip*. Vtg.
XIII. Gen. 3 is. p. 220. Plant» lacuftris f. palufttis fpinofa,
Loefl. h. 310. 399-
( 1 ) Sduebeca. Sy/l. N a t . XII. Gen. 316. p- 198. F e g . XIII.
Gen. 319. p. 220. Schinus Myricoides. Sp. Plant, p, iSSs.
E e e 3