IV* neus hebben overgenomen (*)« Hy hadt de-
^Fr?Ij f L’ zelve van Zaad uit Spanje in dë Nederlanden
Hoofd* geteeld doch door geen Zaad te draagen was
stuk. dit Jaarlykfe Gewas weder verlooren gegaan.
Vi£^tn™ym Van het Gémeeae Yzerhard verfchilt z y inzonderheid
doördien het L oof veel fyner i s ,
als uit verdeelde Vinnetjes beftaande aan een
gemeenen Bladfteel* D e Stengen zyn dunner
en komen niet enkeld uit dén Wortel, leggende
ten deele op den ’Grond. Het Kruid
bereikt pok minder hoogte.
L ï c o p u s. Wolfspoot;
De. Kenmerken z yn , een vïerdeelige Bloem;
die de ftpvenlte Lip een Weinig Helmachtig én
uitgerand heeft F de twee Meeldraadjes van elkander
afftandig, waar op volgen Vier ftompe
in het Kelkje, aanrypende Zaaden.
Van dit G e fia g t, dat wegens, de ruigte der
Stengen door de Zaadhuisjes dien naam van
T o u r n e f o r t ontvangen heeft, komen twee
Soorten? voornaamelyk
ï.
Lycopus'
Europteus*
Eutopileh»
( i ) Wolfspoot met gehakkelde Bladen.
Dit
(* ) Die drie byna gelyktydige Autheuren, en ongemeene
bevorderaars der Kruidkunde, hebben, met gemeene toeftém.
ming dè zelfde Houtfneeden o f in Hout gefneeden Figuuren
der Planten , door den Anwerplên Boekverkoop« Planti-
NUS, by wién hunne Werken uitgegeven zyn , laaten gebruiken
, gelyk de vermaarde Tourrefort uit de Voorrede van
DODONEUS aanmerkt. Sfag. in ,Rtm H e r b a r ium , p. 41.
(O Lycopus Pol. finuato-ferratis, Syst, Nat, XII. Gen. 33.
Dit Gewas groeit aan dé Oevers van M e i r e n ^ ^
en Rivieren in ons Wereldsdeel; in onze Pro- n.
yinciën aan den Ysfel en bovendien aan de kan'^°°FD“
ten der Slooten op verfcheide plaatfen. Men Mmgy,
plagt het, deswegen, Water-Andoorn te noe-«»’«.
men, dewyl het naar het Marrubium veel ge-
lykt. Men wil dat het de Sideritis der Grieken
z y , en wel de eerfte Soort van D ipscorides;
doch dit is wat twyfelachtig. G esnerus heeft
h e t , misfehien wegens de figuur der Bladen ,
de Lancie van Christus getyteld.
Het heeft een Hevige, regtopflaande, Tak-
kige Steng, van twee Voeten lang, vierkant,
en |by verdiepingen’ omringd met ruige ftekelige
Bloemkransjes. De Bladen zyn Eyrond, aan ’t
end fpits, zeer diep ingelheeden, ja fomtyds
Vinswyzc verdeeld ; nu glad dan ruig ; ( ’t welk
’er Verfcheidenheden van uitmaakt;) redelyk lang
gefteeld, niet onaangenaam van Smaak. Gezegde
Kransjes beftaan uit zeer fpits gepunte Kelken,
die kleine Bloempjes bevatten, wit met
roodachtige Stipjes en maar twee Meeldraadjes
hebbende, met een Styl en Vrugtbeginzel, dat
vier Zaadjes, die in de Kelk aanrypen, uitlevert.
Het Sap van dit Kruid geeft een zwarte
Kleur a f , zo fterk, dat men de Vlakken daar
van uit het Linnen niet kan krygen.
CO
p. 63. Veg. XIII. p. 63. Lycopus foliis indi'vifis. Fl. Smo,
N. 27, 31. Lycopus palufttis glaber, Tournf. In ft. 191.
Mairubimn paluftre glabrum. G. B. Fin, 230. Manubimij
aquatile. Don. Pcmpt, 59$. Lob. Ic, j24,
Ïwj
aker