IV. Drie Soorten , allemaal aan de Kaap groei-
A fdeel. j cll(je s Zyn *er thans in begreepen; naamelyk
Hoofdstuk.
(O Stapelia met de Tandjes der Takken u i t -
» t ■ gebreid.
Stapelia
V%ïonte?' Gedagte S t a p e l hadt deeze, in het Werk
van T h e o p h r a s t d s , voorgefteld onder den
mam van dikke K iv i t s - E i j er Bloem van de Kaap
der Goede Hope. H e r m a n n u s npemtze
L a a g H iiis lookachtig A fr ik a a n fch Hondsdood ,
met opgeregte Haauwen. Men vindtze onder
den naam van A s c lep ia s A izo id e s , die ongebladerd
is , by Morisongeboekftaafd. ’t Gewas,
dat op Steenige, dorre plaatfen aan de Kaap
g ro e it, wordt in de Europifche Kruidhoven ,
op gelyke manier als de Westindifche Vygplant;
voortgeteeld en gekoefterd. Het heeft gedoomde
o f getande T a k je s , welke byna driekantig
zyn , met eenbitterachtigjLyihig Sap, dat wal-
gelyk is , gevuld; van een Span of langer, een
Vinger dik;groen, doch ’s VVinters paarfchach-
fig van Kleur. ’ Uit de mikken deezer Takjes
komt een dunne Steel voort , een Kelk maaken-
de van drie o f v y f punten, die een groote Bloem
be-
( i) Stapelia Deftticulis Ramorum patentibus, Syjl. Nat.
XII. Gea. 304. p. 194. Veg. XIII. Gen 307. p. 2194 H. Clff.
77. R. Lugdb. 409, Asclepias Aizoides Aft. Bradl S ucc. 3.
p. 3. T. ïa . Moais,. Hifi. III. p. 610. S. ij . T, 3. f. 4.
Apoeynum humde Aizoides. Herm, Lugdb. 32. T. js .Sn s s.
Bot. 32» Fritillaria crasia, STAP. Theopk, 335, Eritï crasfa mi*
nor. Weinm, Kruidb. Pl. 135.
bevatten, welkezïg uitbreidt met Vyf Slippen, W*
die aartig gemarmerd zyn , en in ’t midden zo- AfDvEEl*‘
danig een Sterretje o f Rondzeltje heeft, als ge-Hoofd.
zegd is. Men kan best oordeelen van deeze Bloem,STUK*
door die zelf te befchouwen , gelyk daar van een JJ’syNia-*
goede Afbeelding , met Kleuren, in ’t. Werk
van W e i n m a n n , op Plaat N. 155, en op.
de volgende nog eene van een zeer monflreus
gegroeide Plant, van deezen aart, is gegeven, ,’e
Z y hier genoeg gezegd, dat de Bloem van buiten
groenachtig, van binnen geelachtig is met
paarfche Vlakken en een Hinkende Reuk heeft,
zynde zo taay als Leder. Deeze wordt de K l e i ne
g eheten. H e i s t e r hadtze S tis je r ia genoemd,
haar den Kruidkenner, die den eerften aanleg
gemaakt heeft-Van den Helmttadfen Tuin.
0 0 Stapelia met de Tandjes der Takken o p . u
geregt*.. Sta'peiu,
hirfuta*
Deeze noemt men de Groote F r itilla r ia , en *"***
zy voert hier, tot onderfcheiding, den bynaam
wegens de ruigte van de Bloem. Ook is de Ge-
ftalte van ’t Gewas aanmerkelyk verfchiJlende
gelyk uit de Afbeeldingen van Commelyn
en B urmannus blykt. In de laatfte, no"-
thans,
(2) Stapelia Denticnlis Ramorum ereftis, Mill. Ic. zjg;
H. Cliff, 77. R . Lugdb. 409. Asclepias Aftic. Aizoides , Flore
pulchie fimbriato. Comm. Rar. i 9. T. 19. Bradl. Succ. Iir,
p. S. T. 23. Burm. Afr. T. 12. f. 1. Weinm, Kruidb,pl, N.
SS7- Roes. Int. u . Must. T. 7.