32ü V jIERMANNIGE K r u ï d e n »
IV . (13) Weegbree met Elsvormige, driekantige,
Afdeel. gejireepte ruuwe Bladen en ronde Bloem-
Hoofd? Jlengen.
STUK.
xm. Hier wordt de allerkleinfte Serpentina van
s^Mata? L ob e l t’huis gebragt, welke de Heer H a l »
Eisvormi- LER als eené Verfcheidenheid tot de Alpifche
Weegbree betrok en aanmerkte alleen in klein»
te van die Coronopus, welke de Serpentina van
M a t t h i o l u s geacht wordt te zyn , tever-
fchillen. Onze Ridder erkent, dat ’er eengroo-
te verwantfchap is tusfchen deeze en de voorgaande
Soorten. Het Holojieum van Marfeille,
door B a u h i n u s dus genoemd, komt hier als
eene Verfcheidenheid t’huis. Deeze Soort groeit
op Zandige plaatfen aan de Middellandfche
Ze e (*}. • . ( .
xtv. O 4) Weegbree met Lancetvormige vyfribbu
zaTlandi. Zaagswys getande Bladen en ronde
ge. Bloemjiengen♦
De e ze , in de Zuidelykfle deelen van Italië en
in Barbarie groeijende, verfchilt door de Zaag.
tan-
(13) Plantage Fol. Subulatis triquettis ftriatis &c. R. Lugdb.
402, Plant. Fol. triangulari-prismaticis. Guett. Stamp. 2. p.
428. Hol o ft, ftri&isfimo folio minus. C. B. Pin. 191, Set-
pentaria omnium minima. Lob. Icon, 439. A Holofteurs
Masfilienfê. C. B. Pin. 190.
(*) De Omgtkromde Weegbree, in Mant. p. 19* , als een
nieuwe Sooit voorgefteld, komt zeer naby aan deeze.
f14) Plantage Fol. Lancéol. quinquenerviis &c. Plantage
Apula laciniata bulbofa. Col. Ecphr. I; p. T. 2 jj. MORl»t
WJf, III. p, 260. s. 8. T, u , f, i f , Bask. Rar, 749.
T £ f & A D £ I A . 3^3
. Itahdige ingefneëdeh Bladeti van alle de voori- Iv*
en zeef. A f^ eL*'
{15 ) Weegbree met Liniaate getande Bladen^ 0^°*
en ronde Bloemjiengen» .
Onder den naam van Hertshoorn is dit Kruidje co r tm p t*
: bekend, dat men ook wel Kraaijenvoetnoemt,fjfa*
Volgens den Griekfchen naam. In ’ t Franfch , hoombia-
[ Ëngelfch en Hoögduitfch , hebben die benaa-dlS<!*
mingen plaats, doch in ’t Italiaanfch noemt men
l het Stella Herba , dat is Sterrekruid, in ’ t
,• Spaanfch Gujabelha. D e Groeiplaats, is aan
den Zeekant van ons Werelds deel, op Zandige
Gronden. Het is zeer gemeen by de Oostzee
in Pommeren, als ook aën de Oevers van Sweeden.
De Bladen zyn langwerpig, fmal, met eene
aanmerkelykd ruigte o f ruuwheid, en gelyken,
door hunne verdeeling , eenigermaate naar Hertshoornen
o f naar Kraaije-Pooten. Z y fpreiden
zig Sterswyze op den Grond , eü uit het midden
ryzen de Bloemftengetjes, met Aaireü naar
dié der gemeene Weegbree gelykende.' In de
Tuinen en Bouwlanden groeijende, gelyk het
by Haarlem dikwils voorkomt, is het minder
ruuW of ruig, dan op Wallen en W e g en , daar
men het veel in Gelderland ontmoet. Men
heeft het, zegt L ob e l , van den Zeekant gebragt
( 1 3 ) Planiago F d l . lïh e a r ib u s dentatis Scapo te r e t i. O e d .
ban, 2 7 2 . P lant. F o l. linea ribus p in n a to • d en ta tis . t i . CHJf,
Fl. Saté» R . Lugdb. Sec. C o ro no p u s fy lv e ftr is h irfutior h qr*
tenlis. C . B . P in , i$ o , H ë tb . S t e il» liv e C o tn u C em n u in *
Dq ö . Pempt, 109. <j
u* Deel, vil, stuk.