ÏV. zagt, dat zy het Satyn tarten, zo M o r i s o n
FpEEJ.. aancekent, en tevens Zilverkleurig. Niets is
Hoofd- gemeener dan dit Kruid op de toppen van de
Jura en der laage Alpen van Switzerland, zegt
vfce, * de Heer H a l l e r . Het groeit op de Lap-
landfche Gebergten ook zeer menigvuldig zegt
de Ridder. Somtyds komt het Vyfbladig, fom-
tyds Zevenbladig voor ; dat is de Bladen zyn
o f in vyven o f in zevenen verdeeld, ’t welk
zyn Ed. van de Groeiplaats en Kweeking oordeelt
af te hangen, H a l l e r heeftze zelfs
negendeelig waargenomen , ^egt, ,, öe vier-
kaar® icioun der Bloem geeft een bruin Pluis
„ uit , dat het Zaad bedekt, en dikwils is
„ zelfs de geheele Bloesfem zwartachtig
in. f3 ) Leeuweövoet met vyfvoudige, veeldeeïi-
TmtaphyU ™ gladde Bladen,
Vyfbladig. Op i,00gfl;e Bergen der Switzerfche Alpen,
in vogtige Dalen , vindt men deeze, die
de Bladen tot aan den Steel toe in vyven ge-
fneeden , en verder de Slippen diep getand
h e e f t , zo dat zy zig als met Franje verwonen
, gelyk E o c c o n e ze gt, die ’er een A f,
bedding van heeft aan ’t licht gebragt, ’t Geheele
Plantje is glad en groen, doch bereikt
maar de hoogte van vier Duimen,
On*
f j ) Alchmilla F o l , q u in a t i s m u l t i f id is g l a k i s , A l r h y m iifa
A ljs in a q u in q u e f o l i a , C . B . Pin. 320. F redt. 1 3 3 , B e t e .
Mm, I. p* 1«. T. 1. Hall. Hrfv. 1$$,
S H h H I
Onder de Viermannigen gaa ik tot de Twee-
wyvigen o v e r , waar van het eerfle Geilagt genoemd
wordt.
Afdeel.
ïv.
Hoofd«
STUK.
A p H A N e s. . Perchepier. D>gy»i4.
Een vierdeelige Kelk zonder Bloemblaadjes
en twee naakte Zaaden, zyn de byzonoere Kenmerken
daar van ( * ) . ■
De eenigfte Soort j f j ) , als een zeer kleine Ap\'ants
Leeuwenvoet van fommigcn aangemerkt, ter-Arwnfiu
wyl zy daar veel gelykheid naar heeft, groeitA ‘•rig*
iaarlyks- uit Zaad op_de Akkers door geheel Europa.
Van L o B e £ worüc *y-~V>£rc]iepier der
Engelfchen geheten:, als in Engeland , om'raauw
te eeten, over de Salade , o f in Pekel ingelegd
en
(*9 De Heer HAixER zegt, dat het eenigfte onderfcheid
van dit Geflagt, in Kenmerken , met dat van Alchimilla,
aUeenlyk beflaat in een vierdeelige K e lk • Te vooren was die
ppk agtdeelig opgegeven , geiyk men Calyx oünfidut ook
nog vindt in de Lyst der Kenmerken, op Aphanes, aan
het Hoofd det Klasfe, by onzen Ridder , zelfs in de laatfte
Uitgaave van het Syftema Natura ; terwyl het in de voortelling
van’t .Geflagt, pag. 13 9, veranderd is. Doch der»
feèlyke fttydigheden , die echter de weezentlyke onderfchei-
dihg betreffen , komen daar in , gelyk ik boven aangemerkt
héb, meer voor,
( r ) Aphanes, Syst, Na t, XII. Gen. \66. p. 129.Keg. XIII.
p. 139. Hert Cliff. 39. VI. Sutc. 137. R. Lugdb, 231 . GRON.
Virg. 17. OALIB Pat. Si, TOURNF. Par, 48. Chsrophyllo
nónnihil fimilis. C. B. Pin. i»a. Alchimilla minima mönta»
na, COL. Ecpbr. 145. T. 14«. Perchepier Anglorum, LOB.
leen, 727. Hall. H e lv . 1*4- Gort. Belg, 4 1*
Aa 4
H. r n tu VH, STUK.