l v - Smaakelyk en gezond Moeskruid. Men vindt [
FfvEBL* de Bladen en het Zaad, als in een Tegengift voor
Hoof o- den Dolle Honds Beet gemengd zynde, voorge-
stuk. fteld (*). Men merkt ook aan, dat de Diftel-
vinken naar het Zaad zeer gretig zyn.
JDip/Mut Kaardenkruid met famengegroeidé uitge•
hatinutusi Mekte Binden.
Gelhip-
^etd. Dit is omilreeks Weenen zo gemeen niet als
het voorgaande, zegt de Heer J a c q u in. In
de Elfaz zag de Heer Ha l l e r het overvloedig
aan de Wegen gröeijen. Het komt ook
op verfebeide plaatfen in Siberie voor. L in-
n M u s hadt het bevoorens met het gemeene
Kaardenkruid, als eene zelfde Soort, famenge-
voegd, doch naderhand , mislchien op deszelfs
aanmerking, daar van afgezonderd. De Bloempje
s, naamelyk, zyn altoos wi t , de Doorntjes
der Schubben uitwaards omgekromd , ’t welk
anders in de Wilde geen plaats heeft, en het
Gewas grooter (f). G ouan geeft ’er eens
Menfchen hoogte aan , en zegt dat de zyde-
lingfe Slippen der Bladèn itomp getand, deen-
delingfe gefpitst zyn (|). Scopoli vondt de
Bla-
(*) Euporifton Hannemsnni adverfus Morfum Canis rabidf.
AU, Haf*. Vol. II. p. 27+. N. 110.
(2) Dipfacus Fol. coanatis finuatis. Dipfacus Folio lacim'S.
to. C. B. Pi». 38s, MORIS, Hiß, III. p, ijg , S. 7. T. 3«,
f. 4.
( t ) Opusc, Bet. p. 3itf,
('D Hert, Moitif. p, öi»
Bladen tot de Middelnb toe verdeeld ,
niettemin Scheedacbtig om de Steng gevoegd, ,
ruuw en overal gewapend met kromme Door- Hoofd-
nen. Dit doet deeze Söort zig Distelachtiger
dan de voorgaande vertoonen. De Hoofdjes ,h{m^ &
vervolgt hy , zyn rondachtig ; de Bloempjes
door een enkeld Kafje afgezonderd, wi t , met
witte Meeldraadjes en roodachtige Meelknopjes
Het groeit zo hoog als ’t voorgaande^
(3) Kaardenkruid met gejleelde Binden , die
byhangzels hebben. PUo/us.
Haaiïigv
Deeze Soort wordt Wilde Kaarden met kleiner
Hoofdjes of K einere Herders-Stafvan Bau-
hinüs' getyteld en in de derde Rang geplaatst
door D o d o n /eus. In Engeland en Vrankryk
wordt haare Groeiplaats gefteld , doch het is
zeker, dat zy ook in Swkzerland en Duitfch-
land , ja overvloedig in de Bosfchen aan den
Donau , by Weenen, groeit.' Volgens fommi-
gen zou zy nog hooger dan de voorgaanden,
ja tot vier en v y f Ellen hoogte, opfebieten.
In ons Land komt zy buiten Naarden en Uitrecht,,
en elders alom by de gemeene Wilde
Kaar-
(*) Fier. Cam. p. S5 ï-
(3) Dipfacus Foliis petiolatis appendiculatis. H. Upf. i s .
R. Ltcgdi. 188. ÜALIB Paris. »ïpf. Capitulis hemisph*-
licis nudis. HALL. Htlv, 672. Dipfacus fylveftris Capitulo
sntnore. Virga Palloris minor. C. B Pi». ?8s- Dipfacus
lertius» Dod, Ptmpt, 73j . Virga Paftoiis. Lob. Ie. II. p. 18.