IV. onze Volkplantingen , aan de Kust van Zuicl-
FDEEL. Amerika, ontdekt.
Hoofd. De eenigfte Soort ( i ) wordt Klimmende Melk-
STUK* geevende Echinus van B a r r e r e genoemd. Z y
Mamandagroeit door geheel Guajana aan de Rivieren. Het
een Plant, die aan de Ranken vier ongedeelde
rende. Bladen in ’t kruis h eeft, welke langwerpig ftomp
Eyrond zyn , met een Puntje -Aan ’t end der Ranken
komen zeer grootegeele iloemen voort. Het
Zaadhuisje is Linsachtig , regtopftaande , gehoornd
, eenhokkig, tweekleppig, veelzaadig. Het
Aftrefczel der Bladen, ’t welk purgeerend i s , werdt
aldaar tegen bet Kolyk van Poitou gebruikt.
V i h c a . Maagdepalm.
Hier zyn de Bloemen Trompetachtig, doch
mede gedraaid voor dat zy opengaan: de Zaadhuisjes,
twee in getal ,> ftaan opwaards en bevatten
eenvoudige Zaaden.
Van dit bekende Gewas komen vier Soorten
w o r , naamdyk
i. ( i) Maagdepalm met leggende Stengen,Lan-
„iJrl" cetswys’ Eyronde Bladen en gejtèelde Bloe-
Kicine. meni ' Dit
( i) Allaroanda. Syft. Nat, Veg. XÏIT. Gen. n ss . p. 503.
Mant. 214. Echinus fcandens Laftescens. Barre». Mquinocl. 48,
(1) Vinca Caulibus procmnbentibus, Fol Lanceolató-'omis
&c. Syfl.Nat. XII. Gen. 293. p. 189. XIII. Gen. 299, p.
ap9. Vinca Fol. ovatis. H. CUff. Ups.. Mat, Mei. R. J^ngdb.
412. Pctvinca. Tournf. Infi, 119. HUL. Helv. 32«, GduA?T
Jftnsp. i ^9. ClematisDaphnoides minor. C. B. Pin. spLciema-
tis Daphn*ides. Dod. Pcmpt. 405. Cler». ^aphnoides, Vinca
Pervinca an Centunculus Plihji.'LOB. Ic,CiJ. .
Dit zeer bekende Kruid groeit, volgens den IV.
Heer de G o r t e r , in de Bofchagie voor Uien- Afdeel.
pas in Gelderland. Misfchienis het derhalve on-Hoofd-
der onze inlandfche Planten te tellen, aangezienSTUK*
men het in Duitlchland, Engeland en Vrankryk, nia?0™^
wild groeijende vindt. Niets is gemeener aan de
Wegen in Switzerland ,z e g t de Heer Ha l l e r ,
dan degewoone kleine Maagdepalm. Diennaam
heeft hetzelve, om dat het L o o f, gelyk bekend
is , by Trouwgevallen van jonge Lieden, tot het
verfieren der Maagden niet alleen, maar ook tot
het beftrooijen van Bruid en Bruidegom, gebruikt
wordt. De Latynfche naam, J^inca per y inca, is
,de Moeder van den Italiaanfchen Pervencha, den
Spaanfchen Pervinqua , den Franfchen Pervan-
che en den Engelfchen Pervinche. De Duitfchers
noemen het Sinngrun of Wïntergrun, die van
Brabant en Vlaanderen Vin foorde,
De Geftalte is te bekend, om befchreeyen te
worden. P l i n x u s noemt het Chamcedaphne o f
Laage Laurie r, en anderen Clematis Daphnoi-
des , om de klimmende Ranken, die het heeft,
en dat de Bladen eenigszins naar Laurierbladen
gelyken zouden. Ik zal alleen aaumerken, dat
’e r , wat de Kleur der Bloemen en Bladen aangaat,
veele Verfcheidcnheden van zyn. Die met
bleek blaauwe Bloemen is degemeenüe. Voorts
hééft men ze met witte, paarfch- o f roodachtige
en bonte: men heeftze met dubbelde o f gevulde
Bloemen , van alle die Kleuren,«n met
bonte Bladen j doch in ’t wilde vindt menze by-
Z z 4 na