4JÖ V tFMANNIGE KRUIDEN.
IV. Sommigen betrekken deeze Soort tot het
A fdeel. \Vafchkruid , anderen tot het Osfetong. De
Hoofd- Heer H a l l e r , die dit Plantgewas ook op
stuk. <}e Rotfen in Switzeriand vondt, noemt het
vigel™1' Smeerwortel met Tongachtige ftekelige Bladen,
en een ongeftraalde Bloemkéel. „ Het heeft,
„ zegt zyn E d ., een dikken Takkigen Wortel ,
9> rood van Schors; Takkige leggende Stengen,
„ uitermaate ruuwj zo wel als de Bladen: de
,, Bloemen , die zeer lang, fmal en geelachtig
3, z yn , draagt het in eenzydige Aairen, en vier
j , gladde graauwe o f gryze Zaaden.” Het groeit
niet hoog. - \
" B o r a g o . Bernagie.
Dit Geflagt heeft een getande Raderachtige
Bloem en de Keel is met Straalen geflooten.
Het bevat thans v y f Soorten, als volgt.
i . ( i ) Bernagie met alle Bladen overhoeks en
fclnïu?/' gaapende Kelken.
Winkel- 1 ' .
Bernagie, Dit Kruid, waar van dé Naams-afleiding wat
duilter is , fchynt uit de Zuidelyke deelen van
Europa allengs in de middelften voortgeplant te
zyn , door Zaad. Men ziet het immers, zelfs
in onze Provinciën, thans aan de Wegen en in
de
( i ) Borago Fol. omnibus alternis &c. Syst, Nat. XII.
Gen. 188. p. 147, ('eg. XIII. p. 15:9. Bor. Calycibus paters-
tibus. H. Clijf, R. Lugdb. &e. &c. Buglosfum latifolium,
Borago. C. B. Pin. 256, Buglosfum ft gpiiago. CAM» B fh
744, Dod, Lob. &c.
de Moeshoven van ze lf voortkomen , zo wel IV.
als in Vrankryk, in Duitfchland en in Switzef- v .
land; alwaar de kundige Heer H a l l e r zelfs Hoofd*
twyfelt. o f het wel inboorling zy. Hier is het sTY*‘
ook een Zaayplant, terwyl het by Montpellier °r
in de Moeshoven \s Winters overblyft, bloei-
jende bykans het geheele Jaar. Eertyds bragt
men de Bloemen van Aleppo.
Voelen hebben het onder de Buglosfageteld,
en hielden het voor ’ t waare Buglosfum der
Ouden: gelyk B a ü i i i n o s hetzelve BrcedUa-
dig Osfetong noemt, maar de thans gewoone
naam is Borrago, _in ’t Engelfch Borrage, in ’t
Franfch Bourrache, in ’t Hoogduitfch Burretfeh.
Alle die benaamingen , met het Latyn over-
eenkomftig , doen nog duidelyker blyken, das
dit Kruid uitheemfch z y in de Noordelyke dee-
leq van Europa.
Het heeft een laage Steng, die ruuw i s , zo
wel als de Bladen , welke zeer breed en Ey-
rond zyn , bedekkende de Steng, die Takjes
uitgeeft, aan wier Toppen lange knikkende
Aairen voortkomen, draagende een menigte
gefteelde Bloemen , van de gezegde figuur en
doorgaans fchoon Heruelfchblaauw van Kleur.
Door zyne ruigte, ‘evenwel, brengt dit-Kruid
weinig fieraad in de Hoven aan. Het komt ook
voor met witte, Vleefchkleurige en bonte Bloe-
rocri: ja het heeft' fomtyds witte Bladen en witte
Bloemen te gelyk. Bovendien is ’er een
Smalbladige, die mede hier t’huis behoort. De
F f a Bloem