Afdeel.
v.
Hoofdstuk*
v.
Aseltpias
Syriaca.
Syiifche.
'Exaltât».
Suiker
je * vende.
(5) Z yd e -V ru g t 1net ovaale van onderenWol-
lige Bladen , een geheel eenvoudige Steng
en knikkende Kroontjes.
Dit is het Kruid, dat V e s l i n g i u s zig
fchynt verbeeld te hebben het eigentlykc Be id el
O s fa r te zyn ; doch het verfchilt aanmerkelyk
van het voorgaande , en is in de Europifche
Kruidhoven bekend. Het wordt doorCLü s i u s
en zelfs door C o rnu tu s , S y r ifch Hondsdood
gety teld , en fchynt zo wel in Noord - Amerika
wild te groeijen als in Arabie. Het Bergvolk in
Virginie weeft van den Bast deezer Plant, volgens
C l a y t o n , Tapyten en Kleedjes. Zy
groeit aan ’ t Water , met een régte Steng en
breede Wilgen - Bladen, brengende groote, dikke
, ruige Scheeden voort.
Als eene Vcrfcheidenheid komt hier dat Ge«
was t’hu's , ’t welk Asclepias met Lancetswys’
ovaale Bladen , een enkelde gladde Steng en
famenluikende Hoorntjes van ’t Honigbakje, genoemd
is. Her voert misfehien den bynaam van
e x a l t a t a , om dat het aan de Franfchen , in Kanada
, Suiker uitlevert. „ Men pinkt, zegt K a lm ,
’s morgens de Bloemen , als die nog met
, , den Daauw bedekt zyn , en perst het Sap
„ daar
(j) A seit pias Fol. ovalibus fubtus tomentofis &c. H Clif.
j%. Ups. s i • GBON. 'Virg. 37- R» Lugdb. 410. Apocynura
niajus Syrincuin leUum. CORN. Canad. 90. Apoc. Syriacum,
Clus. Hiß. II. p. 87. Beid el Ssir. VeSL. Egypt. z%. AS-
clepias Fol. Lanceolato- ellipticis Stc, Am, Aead. III. p . 404.
KALM, hin. III. p. 2S9 ï 313.
„ daar u i t , waar van men Suiker kookt, die IV.
„ bruin is, doch zeer wel fmaakt. Ook vervul-AfdeEI“
„ len deeze Bloemen, als ’t in de tyd is, de Hoofd-
, , Bo&fchagiën met een zeer aangenaamen Reuk.STUff-
„ Z y groeiden , aan de Grenzen van Kanada Dih nia,>
„ by ’t Meir Champlain , zo wel op drooge,
3) dorre plaatfen in ’t Bofch, als aan de kanten
„ der Rivieren. D e Wol der Scheeden, naar
„ Katoen gelykende, om welke de Franfchen
„ dit Gewas Cottonier noemden, werdc van de
„ Onvermogenden , om Bedden daar mede in
, , plaats van met Veeren te vullen, verzameld. De
„ Paarden aten het L oo f niet ; doch de jonge
„ Sprugtels werden als Aspergies gekookt, en
„ toebereid, en van de Menfchen zonder hinder
„ genuttigd. Evenwel werdt de M e lk , die uit
„ de afgefneeden Stengen vloeide , voor eeni-
„ germaate Vergiftig gehouden.”
Deeze verfchilt van de Syrifche, zegt men ,
door de Steng eens zo hoog , de Bladen langer
, en aan de Steng meer dan twee, dikwils
agt o f negen Kroontjes te hebben: doch inzonderheid
, door dien de toppen o f uitflee-
kende Hoorntjes der Honigbakjes, boven het
middelde Lighaam van de Bloem , o f boven
de Stampers, famenluikende elkander raaken.
De Bloembladen zyn bleek en de Honigbakjes
bleek rood ( * ) .
( V Z y-
(*) Demonftr, Plantariim. Am. Acad. m. p,
B b b '2