X e t k a N d R r j 6 ï
Vrouwelyke Bloempjes, op een zelfden, Stoel ’ AF^*Et;
onder de Tweeflagtige bevinden mogten». IV.
Hoofd-,
C o m e t e. s. Komeetkruid. stuk.
Mtmogy*
De byzondere Kenmerken van dit Gedagt,.««.
tvaar aan de Hoogleeraar N. L . Burmannus,
tvegens de zonderlinge Vertooning,deezennaant
gegeven heeft, zyn , een Kroontje uit vier zeef
Haairige Blaadjes beftaande, t welk tot Oni-
windzel ftrekt voor drie Bloempjes, hebbende
een vïerbladigen Kelk, en waar op een Zaadhuisje
van drie Greintjes volgt.
De eenigtte Soort ( i j , van Suratte o v e r g c ^ ^
bragt, heeft een Kruidige Steng; gepaarde , ratte»M
ongedeelde * ftomp Eyronde, geipitfte, effen- Suralfe‘
randige , gladde Bladen. De Bloemfteeltjes ,
van larigte als de Bladen, komen uit de Oxe- }en overhoeks voort, zegt de Ridder.
Om dergelyke reden benoem ik een Kaapfch
Gewas, dat ik tot geen der voorgemelden betrekken
kan , als een nieuw Geflagt uitmaa-
jvende.
C r i K i i a. Haairfter.
Want de Bloemen van hetzelve zyn vergaard
tot ruige Bolletjes, van aanmerkelyks grootte,
die
( l) Coraetes» Syst. N a t. XII. Gen. p.' 117. M a n u
35- F'eg- XIII. p. 137. ÉURM. Fl. IrJ. Tab. i$. f. J. Cli-
_ • T l ar m m Awt/lJtU éi T * T •» O f* A 2