AfT èl. ge,ykt Daar een al,erkleinfte Donderbaard, hcÏK
' bende de Stengetjes geheel bekleed met ruig«
Hoofb- achtige Blaadjes, en geeft aan ’t end derzeR
STUK* , u
ven eenzaame wi.tte Bloempjes. Het Zaadhuis-
vip. ' Je 1S vyfkleppig en bevat v y f o f drie Wigyor-
mig«Rlootronde Zaadjes.
H*. 0 0 Aretia met Liniaale uitgebreide Blaadjes
Mpi'.a. en geßeelde Bloemetjes.
Alpifche,
T ö t deeze is de Alpifche B onderbaard 3 met
ruige Blaadjes en Melkwitte Bloempjes, van
C. B a u h f n u s , door den Heer H a l l b r
t’huis gebragt. De Kelk is Rolrond, ruig en
ten halve in >yven gedeeld. D e Bloemen
zyn fomtyds Roozekleurig o f blaauw, en het.
Zaadhuisje is vyfkleppig.
in. (3} Aretia met Liniaale, inwaards gekromde-
jtaiifghc. ’ Blaadjes en byna ongeßeelde Blommetjes*
D e e ze , voorheen 'tot de Primula betrokken ,
is Alpifche Auricula , met Grasachtige- Bladen
en
(X) Aretia FqI. I/niaribus, patent,ibus&c. Mant 33^. Ha l l .
A ß . Helv, VI. p. 16. N. 58. Ar. Villofa fcapis uniflon'?. HALL.
Uelv. 4ÜS, T. 8. f. i . Androüce caulesccns &c. Am. Ac ad. I.
p. 164.
(3; Arttia Fol Iinearibus recurvatis , Floribus fubfeslïlibus.
Frimula Vitaliana. Sp. Plant. 206. ALLION Pedem. 24. Vita«
liana. St.SL> Ppi/l. ad Calc. v. Adf. Doïvaxï* Fab XI
Auricula Urfi Alpina. Tournf. Infl. \zz. Sanicula Alpina
angiiftisirmo folio &c. Pluk. Alm. 332, T. tos. f. 6. Sedura,
Alpinum cxiguis foliis. C , ü, Pin. Sed, Alp. F. Grcg. C&L,
f t p t r , RAJ Hiß, 104^.
en Bloemen als van geele Jasmyn,door T o u r - IV.
mefort genoemd geweest. Anderen haddenze Afd^jIL»
tot het Donderbaard t’huis gebragt. Een Vene- Hoofd.
tiaanfch D o k to r , S e s ler us genaamd, ver-STUK-
beeldde zich , nu ruim vyfentwintig Jaar ge
jjeeden, dat hy dit Plantje eerst ontdekt hadt,
en doopte h e t , ter eere van den beroemden
Heer D o n a t i , met den naam van Vitaliana,
thans tot een bynaam gebruikt. Het is ageerde
Natpurlyke Hiftorie der Adriatifche Zee af- ,,
gebeeld en befchreeven. Het groeit zo wel in
de Pyrencen als op de Alpen van Italië, ah
waar gezegde Heer S e s l e r hetzelve op een
Puqt van het Gebergte St. Pellegrino, en nergens
anders, groeijende vondt. Het komt ook
yoor in Piemont met geele Bloemen en H a l -
ler zegi;, dat het v y f Zaadjes h e e ft, doch
vaar van ’er dikwils maar twee tot rypheid
komen , voegende zig famen, en fchynendp
alsdan maar een eDkel Zaadje uit te maaken ,
zo S e s l e r aanmerkt.
De Heer H a l l e r fielt nog eenige Soorten
van Aretia voor, die door den Ridder aangehaald
zyn in ’t volgende Gchagr. De dorre
Bergtoppen moeten ongemeen verfierd worden
, door een groen Sprey van zodanige
Plantjes en derzelver fierlyke Blommetjes, niet
minder dan zulks in de Hoven, cp Terrasfen
en elders,, met Kamille o f fyn Gras gefchiedt.
G g 5 A N.
n . Deït , VII, STOgv