'Afdeel Senoemd wordt (*> Men vindt de Afbeelding
iv. ‘ daar van by hem en anderen. Het Kruid heeft
Hoofd* Stengen van een Handpalmen fomtyds een Voet
" Z , hopg, die hard Knoopig en Houtig zyn , mee
v>ge» vier ftyve, witachtige Blaadjes aan ieder Knietje
, digter aan de enden der Takjes, die met
de daar tusfchen groeijende Bloempjes zig Aairs»
wyze vertoon en. Z y zyn in vyven verdeeld en
hebben v y f Meeldraadjes. By avond gaan zy
open en verfpreiden des nagts eenen aangenaa-
men Geur.
(6) Kruisblad dat nederhurkt, met fpitfe Blaadjes
, die aan de Steng breeder en vier-, aan
de Takken fmal en byna vyfvoudig zyn; de
Bloemen geaaird.
Het Montpellierfe Kruisblad heet deezeSoort,
als by die Stad veel voorkomende en Geaairde
Kruipende Krappe genoemd van M a g n o l i u s .
Z y groeit ook in Paleftina. De Stengen zyn
dikker dan in de anderen, de onderfte Bladen
Ey-
(*) Taberkjjm juTanus noemtze Zet - Reu , dat op ’t
welfde uitkomt; maai Farlervjurtz , dat is V erwt Wortel, ge-
Iyk men dit Geflagt thans in ’t Hoogduitfch tytelt, als ware
die naam van hem ontleend , heeft geen de minfie reden;
alzo geene dei Soorten tot verwen dient.
(*) Crueiantlla procumbens Fol. acutls fcc. Cracianella
iepens. Fol fenit, Spicii longis, SAuv. Mtntp. z iS. gohak
•Momp. 68. Rubia fpicata repen*. Mac». Mensp, r u.
beola fupina Spici leBgisfinrê. J qbrnf. Injl. i j , .
VI.
Crueiantlla
JHonspelia*
ea.
Montpelliers.
gyrond en het heeft dergelyke Aairen als de JV.
eerfte Soort. ^ iv.****
_ Hoofd- >
R ü B i A. Krappe. gTur.
’De byzondere Kenmerken van dit , 't welk
hier het laatfte is onder de Gefternde Kruiden,
beftaan in een Kelkvormige eenbladige Bloem;
zynde de Vrugt twee eenzaadige Besfen.
' Het Geflagt bevat thans v y f Soorten, waar
onder de gemeene de eerfte is , als volgt.
( i ) Krappe met jaarlykfe Bladen en een gedoomde
Steng. TinSorum,
Meekrap.
Dit bekende Kruid, dat wegens het gebruik
van, den Wortel in de Verwery alom vermaard
is , groeit natuurlyk in de Zuidelyke deeleu yan
Vrankryk en Italië. Ten minfte wordt het aldaar
in ’ t wilde groeijende gevonden, hoewel
men het ’e r, zo wel als in Duitfchland, Spanje
en de Nederlanden, ook om den Wortel zaait.
Den Latynfchen naam, Rubia, heeft het wegens
deszelfs roode Kleur. De Italiaanen noemen
het Rubbia , de Spaanfchen Ruvia , de
Franfchen Garance, de EDgelfchen Madder, en
de
( i ) Rubia F o l . * n n u is , C a u l e a c u le a t o . Syst. Nat, X I I .
G e n . 1 1 9 . p . 1 1 9 . Vtg. X I I I . p . 1 2 8 . M a n t , 330. R u b i a
f y l v . M o n s p e s fu la n a m a jo r . J . B . Hiß. I I I . p . 7 l S* R u b ia
F o l . f u b lèm s . H. Upf. Sec. R , Lugdb, 2 5 4 . S A u v . Memp,
161. GOUAN Mensp. 68. GlR. Prsv. 119 GAR. Aix . 1I3.
R u b i a f y l r e s t ü s a s p e r a . C . 2 . Pin. $13, ß , R u b i a ï i a f t o m m
f c t iv a . Ibid.
Tl. SUh TH. STBS»