W . C. B a ü h i n ü s . Z y groeit ook in Switzer*
Afdkbl ]an,j} en komt> volgens den Heer H a l l e r ,
H oofd- de Kali veeleer naby, terwyl M a g n o l i u s
stuk» haar tot ,je Herniaria betrokken hadt. De
Blaadjes zyn zeer fpits, en omkleed met gebaarde
Witachtige Schubbetjes, welke de
Bloempjes bevatten , waar op een ruig Zaadhuisje
volgt.
Ki- (3) Kamferkruid met byna driekantige gladde
Giadbia- niet Jieekende Blaadjes. dig. 1 * /
D e Heer H * T ^ - -.vyreit o f deeze, die in
Switzerland haare Groeiplaats heeft, weezentlyk
van de Ruige van Montpellier verfchille. Z y
valt kleiner , gelyk uit de Afbeelding en be-
fchryving, in ’t Werk van D a l e c h a m p ,
blykbaar is. De Blaadjes zyn wel niet ruig,
maar de Steng is altoos Wollig en het Kruid
ook niet van Reuk ontbloot.
iv. (4) Kamferkruid , dat zeer Takkig is , met
ufmTpitr Degenvormige verbreedt BloemJteeltjts en
r<*wek gekamde Blikjes.
bloenug. j^e e ze Soort , in Arabie groeijende, heeft
Kruidige Stengetjes , in twee o f drieën verdeeld}
( i ) Campherosr»* Fol. fubtriq. glabris inermibus. Am,
Aead utfupta Camph. Fol. conferrisC inermibus, lsvibus.
Ha l l . Htlv, is 3.' Camphorata glabia, C. S> Pin, 1S6,
PALACH. Hifi- 1179-
C4) Canpkorssma Ranapfisfinja f Feduuculis EnfiforraibaS
Mant, tH,
■ BH W
deeld } en dus zeer Takkig* met fmalle r o n d - W
achtige Blaadjes Kranswyze bezet. D e Bloèmp- IV.
jes zyn ongefteeld en groen* met een zeer kort Hoofd#
tweedeelig Vliesje omringd , daar wederzyds8™** r
drie Bladerige Blikjes Uit voortkomen. Het ni » . *
Raadhuisje 3 dat rond is , zit in een tweehoor-
nige gaapende Kelk. De Bloemfteeltjes zy a
zeer plat. Dus heeft men ’t in deAkademie-
Tiiin te Upfal waargenomen*
A l c H E m i l l A. Leeuwenvoet.
Een agtdeelïgc KelJc . geen Bloem en een
enkel Zaad, dat in de Kelk beboeten Dus
komen de Kenmerken voor van dit G e fla g t,
waar in drie Soorten vervat z y n , naamelyk.
( 1 ) Leeuwénvoet met gekmbde Bladen. r.
In veel deden van Europa, dóch in z o n d e r -^ ere^
beid in Bergachtige Landen , zo wel Noorde*
lyk als Zuidelyk , groeit dit Kruid in \ wilde.
Men noemt het ;gemeenlyk Aïchimilla, om dat
het Van de Alchymiftcn zou aangepreezen zyn.
Sommigen hebben 'er ook den naam van Stel*
laria en Sanicula majoram gegeven* In *t Hoogduitfeh
(1 ) Akhmdla Foliis lobatis. Syst, Ndt, XII., Gen. i6 j.
p» 129. Vtg. XIII. p. 139. Alclierailla Fol. palmatis. H. Cliff*
SS. R. Lugib. 231. Alchemilla Fol. fimplicibus. Fl. Lapf,
<45. fit Alche». vulgaris. C. B. Pin, 319- Alch» minor,
Tournf. Infi. 502, DOD. Pempt, 14. Lep* hiU, Sigr
CAM. Epit, ,03,
A a % 21. PEEt. VHt Sri’«,