W« Stengen * die. teig uitbreiden in geaairde Tale«
F°v.E * ken. De Bladen , om laag byna als die van
Hoofd- het Osfetong , zyn aan de Stengen final, ook
ruuw, mee Haairtjes die uit Bolletjes voort*
•vigeT y komen, De Bloemen groei jen eenzydig aan
lange Aairen , zynde in ’t eerSt rood, vervol*
gens blaauw van Kleur, even als in veele anderen
der Ruuwbladige Kruiden , waar van dit
Geflagt het laatfte is. ’ t Gemeene Slangekruid
komt ook, zo fommïgen aanmerken, met witte
o f bleekroode Bloemen voor.
vut. (S ) Slangekruid met de Meeldraadjes zo lang
vfoiaïïZi ^ doch het Pypje korter dan
violet. de Kelk.
Hier wordt het Wilde ruige gevlakte Slangekruid
van C. B a u h i h o s , en dat met
roode Bloemen van C l u s i u s , t’huis gebragt.
De Groeiplaats is in Ooftenryk. Men heeft
het in de Üpfalfche Tuin geteeld, en, behalve
de Kleur der Bloemen, ook in andere opzigten
verichillende bevonden, ,
re. (p ) Slangekruid met een leggende Steng en de
Kandfafch. Vrugtdrmgende. Kelken van elkander af»
js| Tot
fg) Echium CorolKs Stamina aéqiiantibus 8eC. Mant. 42.
(9) Echium Caale procumbente, &c. H. Ups, CUff, &c.
Echium Cteticum rabruin latifol. Sc auguftifolium. C. B<
Fin, 2SU Ech, Creticmn. Clus. Hiß. 2. p. 16;.
Tot deezé Soort, die op Kandia en in de IV*
Levant, als ook in Languedok en Provence, AryEEL*
groeit, wordt het Breed- en Smalbladig Cre- Hoofd-
iifchroode Slangekruid, van G. B a u h i n u s , stiik*
betrokken, De Bloemen zyn hoog rood, heb
bende het Pypje korrer dan den Kel k , en de
Meeldraadjes aan de "1 opje’s een weinig ge*
haaird. Z y zyn niet langer dan de korte Lip
der Bloem.
G o ) Slangekruid meteen takkige Stetig^vaaf t,
t aan Eyronde Bladen en eenzaame zydedelingfe
Bloemen, * nifch.
De beroemde T o ü ü k e f o r t vondt in Armenië
deeze Soort, die hy afbeeldt wegens
haare fchoon’heid. Z y groeide ’er aan de kanten
dèr Wegen , drie Voeten hóóg. De on-
derfte Bladen waren anderhalven Voet lang en
byna een half Voetbreed, fpits, van onderen
Wollig en van boven zb zagt als Fluweel»
Z y namen opwaards allengs in grootte a f, en
Uit derzelver O'xelen kwamen Takken met fty f
Haair bezet, zo wel als de Stengs aan ’t end
Trosjès van Bloemen hebbende, welker Steel*
tjes zig omkrommen gelyk in de Zonnewende,
De Bloemen waren grooter dan die Van eenige
andere Sóórt, als anderhalf Duim lang éyndë,
toet een Pyp Van vier o f v y f Lyn'en wyd, eri
een
( 10 ) Echium Caule ram o io , F o ï. Caul. ovatisj Ssc, ToaRN j*
*§k, W. p. 307. f . 107.
G g
II. DREI, VII STUK,