P e N T A N D R I A . 539
f doch het Gew as , dat hy afbeeldt, groeit in IV.
j j^oord-Amerika. Het is door zyne korte Bloem- AFn^Et*
Ij deeltjes , puntige Bloemen en opftaande Vrug- Hoofd»
Ij ten van de anderen wel te onderfeheiden. «tuk.
Om welke reden, thans,alhier de ConvelvulusnJ Unegy'
I obfcurus uitgemonrterd z y , is my , zo wel als obfcurv,
|{ de bynaam, duifter. Misfchien , om dat de-^11^ '
■ zeive geen genoegzaame overeenkomst had, met u
I de aangehaalde van D i l l e n i u s , diegebrek-
I kei fchynt afgebeeld te zyn. O f de uidaa-
I ting kon by toeval , dewyl het getal voor de
f volgende geplaatst i s , zyn veroorzaakt.
In de fchoone Verzameling van Ooftindifche
I Planten, my deezen Jaare door den Wel Ed*
I Geftr. Heer J. C. M. R a d e r m a c h e r ,
I Extraordinair Raad van Nederlandfch In die,
| goedgunftig bezorgd, vind ik een Soort van
I Winde, die met de befchry ving van L i k n a .ü s
g ilrookt en van alle andere Soorten verfchilt:
Zie dezelve hier nevens in Fig. .1,, op Plaat
XL1I , afgebeeld. D e Steng , naamelyk , is
rond; de Bladen zyn volmaakt Hartvormig,van
onderen eenigszins ruigachtig, aan de kanten
ruuw, met ruige Bladfteeltjes : de Bloemfteel-
tjes langer dan dezelven, worden aan ’t end dikker
en, zo wel als de Kelken, glad ; hebbende
maar ééne Bloem, doch in ’t midden twee kleine
Blikjes. De Bloem is klein : maar dezelve
verfchilt in grootte Volgens den Heer N. L.
B u rma n n u s . De Ridder hadt gezegd, dat
deelt.
Dm» vu» stuk»