IV. van .Vrankryk , Duitfchland en Italië. Die
F?n.EL* fchYnt van Ray ontleend te zyn, die ’er Braafe-
Hoofd- landen byvoegt, doch nooit de Bloemen of
stuk. Vrugten gezien hadt. Eenige Geleerden van
^Emwy- italie, zegt L ob e l , waren van oordeel, dat
dit Kruid, een medefoort der Camphorata van
Montpellier en den laagen Pynboom gelykende,
de tweede Anthyllis ware van D io sco rid e s,
aan welke die Oudvader Bladen en Takjes van
de Veldcypres heeft toegefchreeven; doch, alzo
het een zo Herken Reuk niet hadt, nam hy
liever de Iva mofchata o f Basterd-Veldcypres
daar voor. G o u a n , hetzelve by Montpellier
aan de Wegen waarneemende, tekent aan, dat
het overblyft en L i n n j Eüs geeft het op als
een Jaarlyks Kruid, betrekkende hier to e , het
Jaarlykfe leggend Ganzenvoet, met korte Haai-
rige Blaadjes, van T o u r n e f o r t . Dit laatfte
fchynt met de befchryving en Afbeelding Diet
overeen te komen; hoewelGouAN dieaanhaa-
ling ook gebruikt. Volgens G e r a r d groeit
het ook in Provence op de Akkers en nevens
de Haagen, ja volgens G a r i d e l l zelf«
op de Straaten in een gedeelte der Stad Aix.
Het wordt door anderen, als omftreeks Parys
voorkomende, aangetekend, en D a l i e a r d
-»• noemt
XIII. p. 7J. SAuv. Montp. 43. GouAN Montp. 24. Clieno»
podium Fol. fubulatis prismaticis &c. Guett. Stamp. 14,
Chenopodium annuum &c. Touiinf. Ik/}. 506, Camphórara
vaginis fpinofis. Hall. Helv. 133. Anthyllis altera Italoruni.
LOB. Icon, 404, Kruidh, 490.
T R I A N D R I A . GQ£
noemt het Sal/ola met een kruipende Steng, de IV.
Bladen en Stoppeltjes ongefteeld Elsvormig
Kraakbeenig hebbende. In Duirfchland is het Hoofd-
door de hedendaagfche Kruidkundigen niet g e -STUK*
vonden. ;
De Heer H al ler tekenthetaanonder.de
Switferfche Planten , en zegt dat het naar de
Kali eenigermaate gelykt, hebbende een regt-
opltaande Steng, (’ t welk grootelyks met de anderen
verfchilt; doch de Groeiplaats kan hier
van de oirzaak zyn). „ De Bladen , , aan de
„ Takjes breed, loopen puntig uit, en bevatten
„ ieder een paar witachtige gebaarde Schubbe-
„ tje s , binnen welken een glanzig Blorpmetje,
„ van Kaffige Kleur, in vieren ongelyk'gefnee-
, , den. Het Zaad, zegt zyn E d ., is rimpelig,
, , met een taay fluweelachtig omwindzel.” We-
gens dit laatfte zou h e t , in ’t Hoogduitfch ,
den naam van Knorpelkraut kunnen bekomen
hebben. L obel getuigt, dat het aan ’t opper-
fte der Takjes Wollige o f Mosachtige bleekgee-
le Bloempjes voor tbr éngt, die zeer droog zyn
van Smaak. '
De Bolplanten en de zodanigen in ’t algemeen
, die Lelieachtige Bloemen hebben; als
ook de Qehalmde o f Grasplanten, en die daar
toe behooren, overftappende, kome ik tot het
Geflagt van
M O N T I A.
Een tweebladige Kelk, bevattende eêne een-
O bla«