P E N T A N D R I A, 701
aan ’t end paarfchachtfg: de Bloempjes klein, IV.
met hun tweeën vervat ineendriebladige K e lk ,'VFDEEt*
die gefpitst i s , en hebben ieder op zyde een’HooFD-
paarfch Penfeeltje van Haakige Borfteltjes, stuk,
Mor.ogy*
C e l o s n . Haanékam.
De Kenmerken zyn hier, een driebladige gekleurde
Kelk,die naarde vyfbladige Bloemkrans
gelykt: de Meeldraadjes om laag met het geplooide
Honigbakje famengevoegd : het Zaadhuisje
Waterpas fplytende, en drie Zaaden bevattende.
In dit Geilagt zyn thans negen Soorten, ook
altemaal Uitheemfche Planten, begreepen, naa-
melyk. <
( 1 ) Haanékam met Lancetvormige Bladen, iets ï.
Zeisfenachtige Stoppeltjes , hoekige Bloem- a %°IZ,
Jleeltjes en rappige Aairen. Zilverkleurige.
(O Haanékam met Eyronde Bladen, Zeisfen- n
achtige Stoppeltjes, hoekige Bloemjleeltjes MargarU
en rappige Aairen. ^Geparelde.
T o t
( 1 ) Ctkfia Fol. Ianceolatis, Stipulis fubfalcatis & e . Syjl,
Nat. XII. Gen. 2Stf. p. 187. Veg. XIII., Gen. 289. p, 205.
Cel, Fol. lineari-lanceol. H.Clifi,*,3.R. Lagdb. 419. Amar. Spi,
ca alb. hab mart. Cent. t . 7, Hort. Mal, X. p. 77, T. 39.
(2) Celofia Fol. oratis, Stipulis falcatis &c. Amar. firmlid
Panicula, C. B, Pin. 121. Amsr. Spica albescente habitiore.
Mart. Cent. 7 . T. 7 . Hort, Mal, X . p . 7 4 . T. 38, EUBM»
Fl, Ind. p , 6 4 .