IV.
A fdeel
v.
H oofdstuk.
Eeniuy‘
ten hier en daar in onze Provinciën , als ook-
in het grootfte gedeelte van Europa groeijen-
de, voert eigentlyk den naam van Lyjimachia(J,
een Kfüid , ’t welk van Koning Lyjïniaohus
den naam zou hebben.' In ’e Franfch noemt
men ’t Corneille, in ’t Engelfch Wülmv -herby
en by ons, naar den Duitfehen naam, JVeide-
rich, ook Wederick. Deeze Soort heet Groo-
te geele Wederick , tot onderfcheiding van andere
Soorten. De Lancetswyze Bladen , eeni-
germaate naar die der Wilgen gelykende, hebben
’er L ob el den naam van Salicaria 'aan
doen gceven , doch die behoort tot een ander
Kruid.
D e Steng is omtrent drie Voeden hoog, met
drie o f vier Bladen Kranswyze bezet, uit wier
Oxelen, Takjes voortkomen en deeze maaken
een getroste Aair aan ’t end , die ongebladerd
is en driehoekig , uit zeer fraaije , taamelyk
groote, geele Bloemen beftaande. Deeze zyn
ze lf eenbladig, doch hebben een vyfdeeligen
Kelk. Somtyds zyn de Meeldraadjes koloms-
wyze famengegroeid , fomtyds vry, De Styl
heeft een geknopten Stempel. De Bladen hebben
dit byzonders, dat derzelver Ribbetjes by
den rand famenloopen.
Met de kragten van dit Kruid, die famen-
trekkende zouden zyn , hebben fömmige, uit
achting voor den ouden D i o s k o r i d e s , vry
hoog geloopen; doch het is , tegenwoordig, in
weinig o f geen gebruik. !
(2) W e '
; r-2) Wederick met enkelde end-Trosfen en IV.
fiompe Bloemblaadjes , de Meeldraadjes Afdeel.
korter dan de bloem. Hoofd?
stok.
Deeze wordt gerekend het Ephemerum van n.
M a t t h i o l u s te zyn , o f naar hetzelveLy-^jlehmi.
eenigszins te gelyken. Zy groeit in Klein A - ra£;ien_
fie , en komt , wat de Gehalte aangaat, mettaaifch»
de volgende aanmerkelyk overeen , doch ver-
fchilt in eenige opzigten. Het onderfchèid kan
men best in de leevende Planten, die hier in
de Kruidhoven zyn, opmerken.
{3) Wederick met end-Aairen , Lancetvor-^ nu
mige Bloemblaadjes en de Meeldraadjes f urea,
ö , , m D o n k e r - langer dan de Bloem. paarlch.
D e e z e , die aan ’t end der Takjes van de
Stengen Eyronde Aairtjes heeft, is door Com-
melyn in Afbeelding gebragt en befchreeveD.
De gemeene Aair is wel een Voet lang* de
Bladen drie Duimen en loopen fpits uit. De
afkomst van dit Gewas is uit de Levant. Hier
zyn de Bloemen ongedeeld,
(4) We-
( i ) Lyftmachia Racemis &c. H. C lif f l R. Lugdb. 41J- N.
1. Lys. fpicata purpurea minor. Bdxb. Cent. I. p4zz. T. 33.
Lys. Oriënt, minor Folïis glaucls. T i l l . Pit. 106, T, 40. f .
z. Ephemerum Matthioli. Dod Pempt. 203. Lob. Icon, 354.
(3) Lyftmachia Spicis terminalibus &c. H. Cliff. j r . R.
Lugdh. 41 j . N. 2. LyfimSchia Orientalis anguftifolia. Comm.
jgar. T, p. 33. Lys. Oriënt, anguftif. 3?f. purpureo, TOURN?.
Cor. 7. BOERH, Lugdb. I. p. 203.
Ii S