'IV . dan een Peruviaanfch Gewas, door verfcheide-
'Afdeel. ne met byzondere Naamen vereerd en als iets
H oofd- raars afgebeeld en befchreeven. De Heer
stok. G o u a n hadt het in de Koninglyke Tuin van
Montpellier , zynde een klein Kruidje, altoos
groen en ’t geheele Jaar bloei jende, zonder dat
zyn Ed. de plaats der afkomst wist. Het was
hem voor eene Soort van Atropa toegezonden.
D e beroemde E h r e t geeft ’er een Afbeelding
van, in de Verhandelingen der- Sociëteit
van Londen , op ’t jaar 1763, als een nieuwe
Peruviaanfche Plant , toen onlangs in de En-
gelfche Tuinen ingevoerd. De Heer M i l x e r
Relde hem voor, dezelve Walkeria te noemen,
naar den Eerw. Heer R. W a l k e r , Hoog-
leeraar en Onder -Reétor van Trinity-Kollegie
te Cambridge, welke onlangs, op zyfa eigen kosten,
een Tuin der Geneeskundigen in die Uni-
verfiteit hadt aangelegd. Omtrent den zelfden
tyd gaf de Heer H o f e r u s hetzelve in de
Switzerfche Verhandelingen uit , onder den
naam van Zwingera. Allernaauwkeurigst is dit
Kruidje in Plaat gebragt door den jongen Heer
L i n n a ï ü s , in zyne leggende Geftalte; zynde
hetzelve in ’ t Voorjaar 1 7 6 1 , door den Hoog-
leeraar D. v a n R o y e n , zyn Wel Ed. toege
Walfceria» EHKET, Acl. Angl. 1763. p. 130. T. ló. Zwin-
geia. AEl, Helv. V. p. 257. T. 1. Neudorfia Peruviana iepens
, Floie coeruleo. Plant, Fam. 219. Nolana. LiNij.
I. T. 2 & Mant., 33*.
*ezonden onder den naam van Belladona, die IV.
cp den Grond legt, met een Violette Bloem, uit v
Spanje. De oude Heer gaf ’er deezen Geflagt- Hoofd-
naam aan, van Nola o f Campanula , dat is mjK*
Klokjes, afgeleid. De afkomst weet men thans
beter. Het is ook Kruipende Peruviaanfche
JSfmlorfia, met een blaauwe Bloem, genoemd
geweest.
Het is een Plantje , dat, met vcele Stenge-
tjes o f T a k je s , zig langs den Grond ver-
fpreidt, -en dus, zo wel als door zyne Blommetjes
, veel naar eenige Soorten van kleine
Klokjes o f Winde gelykt. Uit de Leedjes komen
Eyronde Blaadjes', twee by elkander, aan
de zelfde zyd e, voort, die aan de Steeltjes ,
daar zy uitloopen , gehaaird zyn. De Bloemen
, van eene Hemelfchblaauwe Kleur, met
eenen donkeren als geborduurden purperen bodem
, vertieren dit Gewas grootelyks , zegt
E h r e t , die aanmerkt, dat de v y f Zaaden
zodanig in de Kelk geplaatst zyn, dat men in
de eerfte opflag het Kruidje tot de Kransbla-
digen (Verticillatce) betrekken zou; maar, by
nader onderzoek, bleek het , dat ieder, van
die oogfchynlyke Zaaden, een Zaadhuisje was,
bevattende drie Zaaden. Anderen zeggen, dat
zy twee of vierhokkig zyn. Waarfchynlyk is
dit een fpeeling der Natuur, zo wel als de Kleur
der Bloemen , die fomtyds in ’t bleek blaauwe,
fomtyds in ’t paarfche o f Violette valt,
Gg 3 D u - II, deel. VII. Stuk,