IV. mige driekantige Bladen; geaairde enkelde Bloe*
Afdeel. menj Van je gezegde Kenmerken. Het Vrugt-
H o o f d beginzd loopt uit in een Elsvormigen S ty l, met
stuk. j[j-ompe Stempels
Cmmc*«.. Op de Kryt- eö Kley - Heuvelen van 't G e bergte
Itfcbka, in de Woeftyn der Kalmukken*
vondt de h'eer P a l l a s een zeer aartig Plantje
, dat zyn Ed. Anabajis Cretacea noemde, om
dat de Vrugt veel overeenkomst met dit Geflagt
hadt, hebbende hy de Bloemen daar van niet
gezien. Het heeft een «dikken Penwortel, die
van boven Takjes uitgeeft, niet boven de twee
Duimen lang, ’t eenemaal uit rondachtige Leedjes
bcftaande, als die der Vygplant in elkander
gewricht, en fommigen op zyde Vrugtdraa-
gende (*_).
C r e s s a* Zöutbloem,
Een vyfbladige Kelk ; een Trompetachtige
Bloem, die de Meeldraadjes op het Pypjeheeft
zitten en een tweekleppige, eenzaadige Vrugt;
zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagt.
£ Het hadt , volgens den Ridder, maar ééne
Cretica. Soort ( i ) , die den bynaam van Cretifche, naar
Cretifeh, - J l
(*) PAllas Réizen. I. Theil ,bladz.493. Tab. K.
( i ■ Cresfa. Syft. Nat. XII. Geu. 310. j>. 197, Peg.Xlll.
Ger», 313. P- iis . Am. Acai I. p. S9S. Gouan Monsp. 127.
Ger Prov. 319. Anthyllis. Alp. Exot. 137. T. i$6. QuamochV
minima &c. Töürnf. Jnfl Cor. 4. Chamspitys incana &c. C.
U. Pin. 249. Lyfimachiï lpicats purp, affinis, PLUK. Alm
236. T. 43. f. 6.
i i p
de Groeiplaats, voort. Men vindt het, even- IV.
w e l, ook in Languedok en in Provence, aan AyDBEt»
de Zeekufl:, des Zomers, in uitgedroogde Moe- Hoofd-
rasfen , en by Rome aan de Monden van denSTUK*
Tyber , als ook in Griekenland. T o u r n e - D,Vn!a*
f o r t neeft het zeer kleine, leggendeMoeras-
Quamoclit, met Bladen van Duizendgrein, geheten.
C. B a u h i n u s ftelt het vo o r , onder
den naam van Gryze Veld - Cypres met zeer kleine
Blaadjes. Men wil, dat het de Anthyllis z y ,
van A l p i n o s , die dezelve befchryft als een
Plantje van een Handpalm hoog, maakende een
digt Heeftertje ui t, dat aan de enden der Takjes
langwerpig ronde Zaadhuisjes draagt, van grootte
als Tarwegraan. Hetzelve hadt een Zoudgen
Smaak, zynde tevens wat famentrekkende en
opdroogende: des een Wondmiddel, en in Af-
kopkzel dienftig tot de Waterloozing en voor ’t
Graveel.
De Heer F o r s k a o h l heeft in Arabie een
Plantje gevonden , ’t welk hy Cresfa Arabica
noemde, groeijende , met Draadachtige Sten-
getjes, een Span hoog. Dit hadt ovaale Blaadjes
en enkelde Steeltjes in de Oxelen, met een-
bladigc Klokswyze Bloemen van een half Duim
breed. De Meeldraadjes waren in de bodem van
de Bloem ingeplant, en, alzo hy de Vrugt niet
hadt gezien, kan het met weinig zekerheid bier
t’huis gebragt worden (*).
S T £-
(*) F lor. JE ty p t. A ra k. p. f-f»
II. Deel, vii. svu*.
1 Is
uhmi
■