IV. het draagt, zynen naam en komt daar in over-
'Afdeel. een met c]at Onkruid, *t welk mengcmeenlyk
Hoofd- Duizcndgnin noemt. De eeniglte Soort daar
stuk. van (^x), wordt zelfs Duizendgrein met Bladen
FtiycZrp»nvan Muur genoemd door T a u B n e f o r t , die
tetrapbyi- de Bloemblaadjes, wegens de kleinte, moog-
Vicrbiadig. lyk niet gezien o f niet.in aanmerking genomen
zal hebben. Hetzelve groeit overvloedig in de
Hoven en op de Straaten van Aix, volgens
G a r i d e l l , Dat van L o b e l , Gryze Zee-
Anthyllis van Languedok met Bladen van Muur
genaamd, groeit aldaar aan den Zeekant. De
Vierbladigheid, die deeze onderfcheidt, is nog-
tbans veel blykbaarer in de Afbeeldingen van
B a r r e l i e r en J. Bauhinus , welkelaat-
fte het Paronychia met Muurbladen noemt, en
zegt dat de Blaadjes gekranst, o f Kranswyze
om de Stengetjes voorkomen , fomtyds vier
doch ook minder in getal, leggende dit Kruidje
veelal met zyne Takjes op den Grond, gelyk
hetDuizendgrein, en brengende veele kleine Zaadjes
voort. De Smaak is bitterachtig en Zout
ig , met eenigeKruiderigheid,volgens, L obel»
M o t -
(i) Polycarpon. Syst. Nat. XII. Gen. 105. p. 104. Neg.
XIII. p. i n . Mollugo tetraphyüa Fol. quaternis obovatis,
Paniculis dichototnis. H. Clijfi. 28. Sp, Plant. I. p. 89. An«
thyllis marina Alfinefolia. C. B. Fin. 282. Amhyllis Alfine-
folia Polygonoides major. BARR. Rar. ioj. Tab. j 34. An*
thyllis marina incana Alfinefolia Naibonenfium. Lob. Icon.
468. Kruidb. 552. Herniaria Altines folio. TOÜRKF. Inft.
507. Paronychia Alfinefolia incana. J. B. Hiß, III. p. 366.
M o l l u g o . Zagtblad. a ^ eÊl.
Deeze benaaming , wegens de zagtheid der HooFD.
Bladen, in vergelyking met fommige anderen s t u k .
van eénerley Geftalte, aan eenige Kruiden, dierngyni*.
reeds overlang tot het W aldrop betrokken z y n ,
gegeven , is toegepast op eenige Uitheemfche
Planten, thans dit Geflagt uitmaakende, waar
van de Kenmerken zyn: een vyfbladige K e lk ,
zonder Bloemblaadjes en een driehokkig, drie-
kleppig Zaadhuisje, ’t Kleine verfchil met het
voorgaande is daar uit blykbaar.
Vier Soorten, drie uit Oostindie afkomftig,
zyn daar in opgetekend, als volgt.,
( 1 ) Zagtblad met gepaarde Lancetvormige Bladen,
de Takken overhoeks ; de Bloemfteel-oppopïfo-
tjes zydelings, digt, eenbloemig. paarbiadig.
De eze, op Ceylort groeijende en aldaar Jeon~
pala genaamd, is een Jaarlyks Kruid , mot lange
verfpreide gladde Takjes overhoeks. en go-
fteelde Bladen , als gezegd is. Aan de Steng
komen veele gedraalde Bloempjes voort in het
Bengaalfche Muur van P l u k e n e t en het
draagt zeer klein Zaad. Het L oo f wordt als
Slaa op Ceylon g ege ten , zo H e r m a n n u s
getuigt.
( ï) Mollugo Foliis oppofitis Lanceolatif, Ramis alternis
&c. Syst. Nat. XII. Gen. 106. p. 104 Vfgy KUI* P- *f
flor. Ztyl. 52. Alfine Sperguls facie Benghalenfis foliis ao-
gustis. PLUK. Fhyt. 21. T, 75. f. 6» BURM. Fl. Ind. p. 31»
II. deel. VU. Stuk*