Twisfcfcia u Ij i g e 'Kr u i d e n .
ÏV. bladige, die zig met regté SteDgen boven \
FDEBL. \ y a(;cr verheft, zelfs in ’t midden der Slooten.
H oofd- D us komt z y , naamelyk, in Noordholland dik-
s t u k . Wjjs v00r> met cn nevens (je voorgaande. Zy
V " * zou derhalve , eigener, den naam van Beeke-
boom mogen voeren. Men noemtze, in En-
gèland, Water Pimpernel, volgensRa y ; ’twelk
geen oneigen benaaming is. Voorts heeft deez
e groeijing van de eene Soort door de ander
e , die weezentlyk nogthans verfchillendezyn,
zo wel in de Züidelyke als Noordëlyke, en in
de middelfte deelen van Europa plaats, ja zelfs
in Virginie zo ’t fchynt. Hier is ook eengroo-
te en kleine van, die kleine roodachtige Bloempjes
hebben, en in kragten byna overeen komen
met de voorgaande.
( 1 7 ) Eerenprys met overhoekfe zy& - Trosfen
Seutefiata. van neerhangende Bloemjteeltjes en onge-
kruid °ttel' kartelde Liniaale Bladen.
Naar de figuur der Zaadhuisjes, die als twee
Schotteltjes zyn , voert dit Kruid , ’ dat by de
voorgaanden in de zelfde Wateren voorkomt,
den naam. In Switzerland is deeze Soort niet
gemeen, zegt de Heer Hall er. Het zelfde
kan men zeggen van onze Nederlanden, hoewel
(17) Vtrtniea Racemis lateralibus alternis &c. Tl. Suec. Sec
Ver, Fol, lineari-lanceolafis integris, Racemis laxe Floriferis.
Tl. Lttpp, H. Cliff. R. Lugdb. Anagallis Aquafica angustifolia
fcutellata. C. B. Pin. a ji. Anagallis Aquatica angustifolia.
]. 8. Hifi. IU.p. 710. Ic. opt. Anagallis Aq. quart». Lob. I*.
D ï A M D R I 1* 9$
wel Meese haar in Vriesland vondt. De Heer IV.
CE G orter zegt, dat zy langs den Zuider
Zee kant, en op Vlieland groeit. In Lapland Hoofd»
en Sweeden komt zy veel vo o r, op GrondenSTUK*
die ’s Winters onder Water ftaan, zegt
n j e ü s . Men vindtze dus ook op Moerasfige
plaatfen in Duitfchland en Provence.
Caspar Baühinus befchryfc deeze Soort, die
door J. Bauhinus het beste is afgebeeld , zeer
omftandig, en ze gt,da t dezelve Stengen heeft
van een Elle h o og , die geftreept zyn , met
Grasachtige Bladen, van twee o f drie Duimen,
by paaren aan ieder Knietje o f Knikje van de
Stengen; komende, byna uit alle de Oxels dezer
Bladen , Steeltjes van een Handbreed o f
korter, als Klaauwieren zig omdraai jende, en
bezet met kleine Steeltjes van driebladige
Bloempjes als die van Muur. L i n n j Eü »
merkte in Lapland aan, dat de Takjes van dit
Kruid weezentlyk gemeene Bloemfteelen zyn ,
van dikte als een Varkens Borftel , hebbende
kortere Steeltjes overhoeks, aan welken de
Zaadhuisjes hangen. De Heer H a l l er betrekt
hier toe de Vierde Waterpungen vanLo-
rel , welke T odrnefört ook oordeelde van
deeze niet afgezonderd te moeten worden ; doch
L obel merkt aan, dat dezelve maar Steeltjes
heeft van een o f anderhalve Palm hoog, begroeid
met kleine witte Blogmpjes van vier
Bladertjes en Zaadhuisjes als die van Guichelheil,
dat is rond; gelyk dezelven ook in zyne
Afïi,
n u t , VII, STUK,