tv.
Afdeel.
V.
Hoofdstuk.
vir.
Celofla
trigyna.
Driewy
»ige.
VIII.;
Lanata,
Cewolde.
IX.
Nodiflora.
Knoop-
bloemige.
(7) Haanekam met Eyrand-langwerpige Bladen
, een losje Tros en een driedeeligen
Stamper,
Aan de Kust van Senegal groeit deeze Soort,
die van de anderen zou verfchillen, door drie
'Stylen te hebben; doch in de befchryving worde
gezegd, dat zy één enkeldenkorten Styl heeft,
met drie Stempels, welke langer dan de Styl en
paarfch van Kleur z y n : zo dat z y , in ditopzigt,
met de voorgaande ftrookt. D e Steng Haat regt-
op en is Kruidig, hoekig, geltreept, anderhalf
Voet hoog, aan ’t end gekroond met een Trosje
van witte Bloemen, die Zilverkleurige, Ey-
ronde, Blikjes hebben. Het Zaadhuisje, dat rond
is, bevat drie Klootronde Zaaden.
(8) Haanekam met Lancetvormige, Wollige,
Jlompe Bladen, getropte Aairen en gewold?
Meeldraadjes.
(S>) Haanekam met Wigvormige /pitsachtige
Bladen en Klootronde zydelingfe Aairen.
Deeze beiden groeijen op ’t Eiland Ceylon.
De laacfte is door den Heer J . B u r m a n k ü s ,
on-
( f ) Celofla Fol. ovato - oblongis, Racemo laxo , Piftillo
trifido. Mant. 212,
(8) Celofla Vol. Lanceolatis tomentofis obtufis, Splcis con-
fettis, Staminibus Lanatis. Ft, 2 »yl. 102.
(9) Celofla Fol. Cuneiformibus acutiusculis 8cc. Fl, Zeyl,
301. Amaranthoides Ind. nodiflorum. Burm, 2 eyl. 16, T, j .
f. 2, Amatanth. Ind. globoium Sec, Pj.uk. Alm, 27, T»
f. 1.
onder den naam van Indifche Knoopbloemige Ama~ IV.
tanthoides , welke uit den witten groenachtige Afdeel.’
Bloemhoofdjes heeft, afgebeeld en befchreeven. Hoofd.
’t Is een zeer klein Plantje* STUK*
Monogy.
I i i E c E i r o m. Hardkelk* nia‘
Èen vyfbladige Kraakbeenige K e lk ’, zonder
Bloemkrans: een enkelde Stempel: een vyfklep-
pig eenzaadig Zaadhuisje, oiiderfcheiden dit Ge-
flagt, ’t weik zeventien Soorten, meest Euro-
jpifchen, bevat t naamelyk
( 1 ) Hardkelk met een opgefegte Kruidige gé- t.
atmde Steng en gepaarde gladde Bladen. Bracht
tum,
Deeze Soort, en de drie volgende, zyn Oost*Geannc^
indifche. Men vindtze Indifche Amaranth, met
doorfchynende Bladen van M a je r ,d e Hoofdjes
tusfchen de Bladen verfpreid, by P l u k e n e t
genoemd. T e vooren hadt L i k n ^ us dezelve
betrokken tot het Geflagt der Kafbloem. D e
Steng is Kruidig met Lancetvormig - Eyrondö
Bladen , en draagt veele kleine ruige Aairtjes ,
die wit zyn, by elkander in de Oxels der Bladen
als ook in de Mikjes der Takken*
OD Hard-
(1) lllecclrum Caule ereflto Herbaeëo brachiato 8tc. Syfl. Nat.
t*eg. XIII. Gen, 290. p. 205, Mant. 213. Achyranthes bra-
chiata. Mant. jo. Amar, Indor. Bliti Folio &c. Pi.uk, Ahn,
II. T. 334. f. f.
Y y %