IV. (8) Valeriaan met driemannige Bloemen en
A fdee l. langwerpig Eyronde eenigermaate getande
Hoofd- Bladen, de Steng enkeld hebbende.
Deeze groeit ook op de Switzerlche en an-
raXtriana j ere Gebergten. C. Bauhinus gaf ’er Bladen
Abü’che, van Speenkruid aan , dat echter niet goedgekeurd
wordt door den Heer Haller , hoewel
die zyne Afbeelding voor echt erkent. D e Bla.
den, naamelyk, (het welk ook uit dezelve blyk-
baar is.,) zyn maar weinig en op ver naa zo
fcherp niet getand, als die van dat Kruid; ge-
lyk ’er zelfs de Valeriaan met rondachtige m-
den, van Bauhinus, toe behoort* D e Stoel-
bladen , naamelyk, zyn ronder , 'die aan de
-Stengen langwerpiger en meer getand; de onderden
hebben lange Steelen, de bo.venften zyn
byna ongedeeld, ’t Gewas isfomtydseen Voet,
fomtyds een of anderhalf Elle hoog.
ix. ( 9) Valeriaan met driemannige Bloemen en
Ceitiea. langwerpig Eyronde ftompe effenrandigt
Italiaan- * ’ r o
fche. Bladen.
De Steng en Wortel van deeze is de Nar-
• dus
( S ) Valeriana Flor. triandris , Fol. ovato-oblongi* &C.
Hall. Helv. 664. hin. 1. Opasc. is«. Val. mont. fubrotun-
do folio. Val. Alp. Scrophularix folio. Nardo Celtics fimiis
inodora. C. B. Pin. 164, i 65- JAC<?- vini> zoz’
(9) Valeriana Flor. triandris &c. Mat. Mei. *3« HALI«
Helv* * Kardus ex Apulia. Nard. Ccltica Dioscoridis* Cc -
tica altera. C. B. Pin. i Sj , ifitf. Nard. Celtica. ]♦ B. Hiß*
JII. p. zos. CAM. Spit, 14, jAC<t Vini. MJ.
dus Celtica der Apotheeken, die nog in cenige W*
Winkelbereidingen komt; hoewel anders in A IJK ’
weinig achting zynde. Men vindtze op fom- Hoofd»
mige plaatfen van Italië, podenryk en in Swït-STUK*
zerland. Doktor Scopoli vondtze o v e r v lo e d ig ^ ^ *
op de hoogde Bergtoppen in Stirie, en kogtze
’e r , tot Bondeltjes gemaakt, van het Werkvolk.
Matthiolus verhaalt, dat dezelve van
daar gezonden werdt naar Egypte , om in de
| Baden der Vrouwen gebruikt te worden. Z y
heeft een Kruiderigen Geur , die van de Va-
1 leriaan overtreffende, doch minder dan de In-
difche Spikenard, , De Wortel is Vezelachtig,
geevende Stengetjes uit van een Span hoog ,
I die met de Bladen van ’t voorgaande Jaar be-
i kleed zyn ( * ) .
(10') Valeriaan met driemannige Bloemen; de x.
' y • m- j - j Vale non* Stoelbladen Lametvormig effenranaig, de totem/*,
overigen Vinswyze verdeeld.
De Wortel van deeze, die byna Olyfachtig
(is in fommigen, doch langwerpiger in anderen,
ï geeft ’er den bynaam aan. ’t Gewas komt onder
(*) LlNNfiOS zegt , dat bet twee Liniaale ftompe Stcng-
blatien heeft en gekranfte Bloemenj doch Jacqüin hadt cc
de gekranfte Bloemfteeltjes en lange Aaiten , daar Hallkr
m van fpreekt, in Ooftenryk niet aan kunnen vinden.
( jq) Vaieriana Fl. ïriar.dris ^ Fol. radical. Lanceolatis &c.
I Nardus montana Rad. Olivari & Rad. oblongs. C. B. Pin.
I ïfij. Nardus montana. Cam- Hpit, i s . s6.
N 2
K. DSSL. Vlï. STU5.