IV.
'Afdeel,
v.
Hoofdstuk.
Eenmy-
%
T ü r r a ontvangen heeft, waar uit zyn Ed.
voorkwam, dat het naast tot dit Geflagt. behoorde.
Achyran-
(hes aspera,
Au uwe.
Vrugten o f Zaad hadt’er niet voortgebragt.
De afkomft is van de Kaap der Goede Hope.
A c h y r a n t h e s , Kafbloem.
Een vyfbladige Kelk zonder Bloemkrans; de
Stempel in tweeën gedeeld, en enkelde Zaa-
den: worden als de byzondereKenmerken op-
gegeven (*) van dit Geflagt, ’t welk zes Soorten,
meeft Ooflindifche, bevat, als
CO K ai bloem met een Heefierachtige regtop-
, Jlaande Steng en omgeboogene Kelken, die
tegen de Aair zyn aangedrukt»
Tot
(*) Naameïyk in Syft, Nat. Neg. Ed. XIII, als ook in
Ed. XII. terwyl men in beiden, aan ’ t hoofd der Klasfe , in
de oprelting der Geibgten vindt : Calyx exterior triphyllu.s
nuius. In Gener, Plantarum; alwaar men zou denken dat de
Kenmerken het naauwkeurigfte voorgefteld waren, flaat Cal,
Perianth. triphylium, Cor. Petala quinque Calyciformia perji*
Jltntia, Wat zal men daar uit befluiten ï
( i) Achyranthes Caule Frutic. ere&o, Calyc. reflexis »Spies
appreslis. Syjf. Kat. XII. Gen. 285. p. 185. Peg. XIII.
Gen. 288. p. 204. Fl. Zeyl. ioj, Achyr. Caule erefto,
e n g '. 4 1 , R. L u g d b . 4I8. Cf. Amar. Sic. fpicatus. Bocc. Sic.
15. T. 9. Pluk. phyt. T. 25o. f. 2. TOURNB. lnfl. 23S»
Gou&N. Monsp. 116. £. Amaranth. Spie, Zeyl. Fol. obtulis
&c. Burm. Zeyl. j 6, T, j. f. 3. Amar, ipicatus Dift, Cre-
tici folio , Mad. Pluk, Alm. 25. T. 10. f. 4, Mil l . Z)Ul,
T. IX. f. 2, Auricula Canis mas. Rumph, Amh. VI. p. 17.
T. 12. f. 1. Cadeli, Hort. Mal. X. p. ifj , T, 78. Achyr,
aspera ind, Burm. Fl, Ind, p. 63,
P e n t a n d r i a . <5i>7
Tot deeze Soort, die ruuwgenoemd wordt,
wegens de Aairen, behoort in de eerfte plaats
de Siciliaanfche ge-aairde Amaranth van Touit-
n e f o r t , waar uit men begrypt, dat het Kruid
eenigermaate zweemt naarde Amaranthen. Boe
cone hadt dezelve afgebeeld. Voorts is hier
t’huis gebragt de Ceylonfche, naar dezelve ge-
lykende, volgens de fignur van den Hoogleeraar
J. B u r m a n n u s . Deeze was door verfcheiden
Autheuren tot het Yzerkruid betrokken. Dan ook
die van Madrasf, by P i ü k e n e t voorkomende
, rondachtige Blaadjes hebbende , als van
den Kretifchen Di&amnus. Eindelyk brengt hier
ook de Ridder t’huis, het Mannetjes - Honds-
Oor van R d m p h i d s en de Cadeli vanMala-
bar : zeggende , dat de Arabifche Verfcheiden-
heid de Bladen wederzyds glad, groen en gelyk
aan die van het Ceylonfche Loodkruid heeft,
breeder dan in de Siciliaanfche en van onderen
geftippeld (* ) .
De Heer N. L . B u r m a n n u s onderfcheidt
de Indifche Ruuwe Kafbloem, welke de Ridder
aanmerkte als een baiterd - Kruid, hebbende de
Bladen ftomp Eyrond, dik, gegolfd en vyfmaal
grooter dan de Siciliaanfche , welke evenwel,
volgens G o u a n , hooger dan eens Mans lang-
te wordt, met eene Aair van een Voet lang. Het
Honds-
(*) In de belchryving der Arabifche Planten door Forskaohl
zyn, behalve deeze, wel agt nieuwe Soorten van Achyranthes
opgegeven«
X x y
Afdeel.
v.
Hoofdstuk.
Monogynia4
II Deel, vil. Stuk.