IV. Niettegenflaande dit. Geflagt van de ruim*
Afdkbl, hdd zynen naam heeft, komt de eerde Soort,
Hoofd- hier, met uitermaate gladde Bladen voor, vol.
stuk. geps den Heer G o u a n . Weèzentlyk hééft
J S n t , z y niets rauws dan een weinig’t Zaad; zegt Lo-
b e l . ’t Gewas , evenwel, wordt Asperula
genoemd by verfcheide Autheuren, en de Heer
H a l l e r ze gt, dat de Blaadjes de Ribendc
kanten ruigachtig hebben. Welriekende Asperula
met witte Bloemen noemt D odonasus hetzelve
, en L o b e l Asperula o f Aspergula van
ons Land: want het groeit, zegt h y , veel op
de Bofchachtige Heuvels van Artois , ’t welk
v. behoord heeft tot de Spaanfche Nederlanden,
In de Hoven van Vrankryk en Nederland,
voegt hy ’er b y , wordt dit Kruid veel geplant
om zynen goeden Reuk: weshalve het ook de
Duitfchers JValdtmeiJler noemen o f Hertsfreydt,
als het Hart' verfterkende. De Sweeden, by
wien het in verfcheide Bosfchen groeit, heeten
bet Myske-Madra en fommigen Myska. De
Franfcben noemen het Muguet, als den Geur
der Lelietjes van den Dale hebbende, zo T oür-
n e f o r t aanmerkt, die ’t zelve omftreeks Pa-
rys vondt, en Breedbladige laageBerg-Aparine
tytelt. Het groeit in Pommeren en zelfs by
Dantzig. Omltrceks Weeneü vondt de Heer
Jagalbo.
Dod. Pernft. 3ss> Asperula aut Aspergula odorata nos-
tras. Los» Ictn. Sol. Kruidi. 977. GOUAN JHonsp,6s, fAC(j>
Vind, 25. ITEiG, Pm Rug, 26. Reig, Ged. 57, Oio. Dt
SS ».
J a cq u in het overvloedig groeijen in Bërgach- IV.
tige dorre Bosfchagiën. AfdbRrJ
De Steng is weinig Takkig, regtopftaëndë, ffoorri-
van twee Duim tot een Elle h o o g , omringdSTÜK*
met Kransjes van agt lange fpitfe Bladen, die,
tegenftrydig niet de meefte andere Planten ,
opwaards grooter worden. Uit het bovenfte
Kransje komen drie vierblbemige, naakte, gearmde
Bloemfteelen vo o rt, met Trosjes van
witte Bloemen, waarop rondachtig zwart Zaad
volgt, in een ftekelig Huisje.
Het Kruid bevat veel Zuur en Olie. In de
Geneeskunde is het bekend onder den Haam
van Matrifylva, en vermaard wegens zyne openende
kragt , wordende tegen de Geelzugt i
verdopte Stonden; WÖrgfceel, en tegen Wonden
met Ontfteeking, aangepreezeü. Het Vaste
Z o u t , door verbranding daar van bereid
munt uit in fcherpheid onder alle Loogzouten^
zo de Heer G m e l in aantekent (*). Op W yn
g e ze t, geeft het daar aan een lieflyken Smaak
en zeer verkwikkende Geur: weshalve het dus
in Duitfchland veel gebruikt wordt.
(2) Ruuwkruid met zesvéudige Bladen en én- n
gejleelde end-Bloemen die vergaard zyn. -Mfiritöi 1» Arvtnfiii
'-'0- Akkerig.
(*) Petrop. TOM. V. p. *85. Vid HA«.. Helv. ut-
fupra.
. (2) Asperula Fol. fenis , Flor. fesfilibus &c, H.Up/.CliJf;
Scc. B.. Lugdi. i j j . DA Lis. Par. 47, Asperula coerulca ar.
S ven.
II. DEftw Vil. Stuc,