IV. C o n v o l v u l u s . Winde.
A fdeel.
v . gen Klokvormige geplooide Bloem , mee
sHt °ü k D twee Stempels, en een tweehokkig Zaadhuisje,
Eenwy dat in ieder holligheid twee Zaadjes heeft( * ) .
v's‘' Dus komen de byzondere Kenmerken v o o r ,
van dit uitgebreide G c fla g t , ’t welk over de
vyftig Soorten bevat. De eerfte vyfendertig
hebben een windende SteDg.
i- C1) Winde met Pylswys' voor en agter ge-
Cenvolvu- pbitfte Bladen en meefi eenbloemige Steellui
Arven- J* J
fis. tjes.
Akker-
■ vvimJe. E)eezê groeit alom in Europa, en ook in onze
Nederlanden, overvloedig op de Akkers o f
Koornvelden , alwaar zy zig dikwils om de
Halmen windt tot een Elle en meer hoogte.
Ge-
(*} Van waar LiNn.eus dit afteidt, begryp ik niet. Tooa-
NEïORT zegt , dat het Zaadhuisje van dit Geflagt fbmtyds
drie bokkig is , fomtyds maar ééne Holligheid heeft. H ALLER
z eg t, in onze Winden is de Vrugt driebokkig, in anderen één-
of tweehokkig. In de Kenmerken (GW. Gener. Plant arum) is de
Vrugt een Doosje, met den Kelk omkleed , rondachtig , eentwee
of drie - Kleppig, bevattende twee rondachtige Zaaden.
De Kelk , die vyfbladig is of vyfdeelig , wordt fomtyds omvat
van twee ruime Blaadjes, gelyk plaats heeft in de Gemeene
Groote Winde*
( i) Convolvulus Fol. Sagittatis utrinque acutninatis Scc,
Syfl. Nat. XII. Gen. 214. P- ifJ. Veg. XIII. Gen. 215. P*
I6S. H. Gliff. R. Lugdb. 417. N. 1. Convolvulus minor
Arvenfis» C. B. Pin. 294. Convolvulus minor purpureus.
Lob. Ic. 619. Smilax latvis minoi, DOD. Pempft Z9 3* EDW.
(SeliGm. VII. D. PI, L p. JS.
Gewoonlyk, echter, kruipt zy langs den Grond, iV.
gelyk op ruige Wallen, met haaredunne Sten-Afdeel»'
getjes , die bezet zyn met driepuntige Blaad- Hoofd.
jes. Somtyds komen dezelven wat fpitfer, stuk.
fomtyds van agteren met de Punten eenigs-
zins krom en als ge-oord voor» Somtyds
zynze ook breeder, fomtyds fmalïer. De Bloempjes
, van deeze Kleine Winde, zyn o f paarfch-
achtig, o f Roozekleurig bont, en fomtyds wit;
gelyk men twee Verfcheidenheden daar van ,
ïn ’ t Werk van W e i n m a n n , afgebeelden
met Kleuren voorgefteïd vindt.
(2) Winde met Pylswyze Bladen, die van ag- xt,
teren geknot zyn , en vierhoekige eenbloe»
mige Bloemftedtjes. Haagwinde.
Dit is de Groote Winde, met witte Bloemen,
welke men niet dan in de Haagen, in Kreupel-
bofch en R i et , aan de kanten van Slooten ,
Graften en Moerasfen , aantreft, zynde een
ïeelyk Onkruid in de Tuinen, Hoven en Boomgaarden,
door haare Iterk , onder den Grond,
voortkruipende Wortelen, wier Rukken t’elkens
weder aangroeijen , cn een nieuwe Plant maaken.
f t ) Ctnvolvulus Fol. Sagittatis poflice truncatis &c. H.
Cliff. R. Lugdb. 427. N. 2. Pi. Suec. 174. DALIB. Par*
6S. TOUHNF. Jnft. HALL. litlv, 4SS. OER- Dan. 458. Gouanf.
Monsp. 93» GORT. Belg. jj. 8cc. Convolvulus major albus.
C. B. Pin. 294. Smilax latvis major. Doo. Pempt. 352. Smi-
lax latvis vel leu s major. Lob. Ic. 619,
L I 2
1I.DKSL.VII STUK»