Afdeel.
v.
H oofdstuk.
x.
Cbenopo•
jdmbrojioi-
des.W
elriekend.
XI.
Multifi-
duro.
veeldeelig.
XII.
Jintbel-
7»inticurnm
Wormdry-
«rend.
( 10 ) Ganzevoet met L ancetvormige getands
Bladen en gebladerde enkelde Trosjes.
Deeze noemt men M e x ik a a n fch e ; hoewel zy
niet alleen in Nieuw Spanje, maar ook in fom-
mige deelen van Europa, waarfcbynlyk door
Zaad overgebragt zynde , van ze lf voorkomt.
Dit heeft by Weenen plaats, als ook in Portugal.
Zeer gemakkelyk wil zy voort in de Hoven
, zynde ook een Zaaygewas. De Reuk is
zeer fterk , doch niet onaangenaam; de Smaak
Kmiderig , naar dien van Komyn-Zaad gely-
kende. De Konferf der Bladen, met Honig ,
wordt voor een goed Borstmiddel gehouden. Men
noemt het , in Provence, T hee van M e x ic o ;
misfchien om dat de Bladen als Thee getrokken
worden, en dus gebruikt.
( 1 1 ) Ganzevoet met Bladen die fm al gefnipperd
z y n 3 en ongefieelde Bloempjes in d e O x e le n .
( i a ) Ganzevoet met Ey rond - langwerpige ge*
tande Bladen en ongebladerde Trosfen.
Van
(1 o) Chtnopoiium Fol. Lanceolatis dentatis Sec. H. Cliff'. &c.
Sec. Botrys Ambrofioides Mexicana. C. B. Pin. 138,516. Chen.
Ambrofioides maximum. Tournf. Injl. 506. Botrys Boetica
Atr. fylveftris facie. BARK. R*r. lc. 1183.
(is) Chenepodium Fol. multifidis &c, Chenop. lêmpervirens,
Foliis tenuiter laciniatis. Dil l . Elth. 78. T. «6. f. 77.
(12) Chenepodium Fol. o vat o - oblongis dentatis &c. KALM.
ltin. ii, p. 283 , 305, Chenop. Lycopi folio perenne. Dill.
E h b. f. 76.
Van deeze twee Soorten , beiden afkomllig IV.'
van Buenos Ayres in de Spaanfche Westindiën,AFDv#EÏ'*
is de Reuk zo fterk niet als in de voorgaande. Hoofd«
De veeldeelige groeide , in vrye Grond, to tSTÜK*.
twee of drie Voeten , de andere tot drie Ellen Digyru4*
hoog. D i l l e n i u s geeft’crBladen van Wolfs-
poot aan. De Heer K a l m , deeze Plant ook
in Penfylvanie waarneemende , verhaalt , dat
het Zaad aldaar den Kinderen tegen de Wormen
ingegevén wordt; zynde tot uitdryving derzel-
ven voortreffelyk. Z y groeide , zo wel aldaar,
als in Nieuw Jèrlèy, in ’t wilde.
(13) Ganzevoet met Eyrond langwerpige u i t - Iir*
gegulpte Bladen en naakte enkelde K luw en - dium glas.,
achtige Trosfen. zTegroen.
Dit is wederom een Europifche, die in onze
Nederlanden veel voorkomt by Boeren Woo-
ningen en Mesthoopen. Men vindrze ook in
de Voorftad van Weenen , genaamd Erdbeer ,
en op de Straaten te Stokholm groeit zy overvloedig.
Het is de fmalbladige uitgehoekte Melde
van B a ö h i s ü s .
(14) Ganzevoet mei geheel effenrandige R u i t s - xiT.
kalvaria.
Wys’ stinkend.
(13) CbcnopodiumVdl. ovato -oblongis repanrlis Sec. Fl. Suec.
H. Cliff. Sec. B.. Lagib. 219. N. 7. Chenop. anguflif. lacinia-
tum minus. TOURNF. I n f i . joS. Atriplex anguftifolia lacinia-
ta. J. B. Hifi. II. p, 472. Ie. 473, Atriplex fylv. fecunda.
TAB. I e . 417.
(14) Chenepodium Fol. integerr. P.homboideo.ovatis Sec.
Fl.