77 a VypMANNiGE K r u i d e n .
IV. hoopen, aan de Wegen en in verwilderde Tur-
'Afdeel. nen ^ komt dit ^ rujci door geheel Europa voor.
Hoofd- Van fommigen is het Smeerige P a t i c h , van an-
8TUK* dere W ild e M d je r o f M e ld e , en H e ld - Spinagie
& p .eewy' geroemd gewees t; doch de algemeenfte naam
J s Goede H e n r ik , gelyk de Franfchen dien met
le Bon H e n r i , en de Duitfchers met G u tH e in -
r ich navolgen. Het fchynt dien naam gekregen
te hebben, om dat het, als Moes gegeten, een
verkoelend, verzagtend Purgeermiddel i s , dienende
uitwendig tot Wondzuivering: weshalve
het ook Tota b o m , in ’ t Neerduitfch A lg o ed e ,
en , wegens de figuur der Bladen, Lammerkens-
Oor geheten wordt. In Engeland voert het den
naam van E n g lish M e r cu r y , dat is Engelfch
Bingelkruid. De jonge Spruiten worden op fom-
rnige plaatfenals Aspergies,en dé jonge Bladen,
in ’t Voorjaar, als Salade met Olie en Azyn
genuttigd.
De Stengen van dit Kruid groei jen een Voet
o f een Elle hoog: zy zyn dik en hol, van buiten
geftreept: de Bladen driekantig en veel naar
die van het Kalfsvoet gelykende, uit wier Oxe-
lende Aairen,die gedeeld en ongebladerd zyn ,
voortkomen. Aan de kanten zyn de Bladen eenigs-
zins gegolfd, en van onderen begroeid met een
witte W olligheid, we lke, daar afgewreeven wordende
» Smeerig fchynt. De Wortel is dik, van
binnen geel, fcherp en bitter van Smaak. Het
Kruid komt veel te Putten in Gelderland en by
W y k te Duurftede voor, zo de Heer d eG or*
T£R waargenomen heeft, (2) Gan«
P E N T A N Ö R I Ä . 7 7 3
CO Ganzevoet met driehoekige eenigermaate IV*
getande Bladen en digt getropte Trosjes , ^FDEEL-
die zeer lang zy n en d u n , tegen de S teng Hoofd-
aan. s t u k .
ir. *
In Sweeden groeit deeze Soort zeer veel 0Vdium’üHü
de Straaten van Upfal en andere Steden. V an cum-
Batavia , in Oostindie, is een dergelyke over- Stee^c^*
gezonden.
(33 Ganzevoet met Hartvormig driehoekige, ni.
ftompachtige, getande B la d en , en opflaan- R t o l7e,
de T ro s je s , die fam eng e fte ld , eenigermaate
gebladerd z y n , en korter dan de Steng.
. Deeze behoort tot die Kruiden, aan welken
men, wegens de figuur der Bladen, den naam
vaq Ganzevoet gegeven heeft, en waar van dus
de Geflagtnaam afkomftig is. In ’t Franfch
noemt menzé B ied d 'O y e , in ’t Engels Goofe-
fo o t e , in 5t Hoogduitfch G a n fe fu s z ; ’t welk al
het zelfde betekent. Z y is gemeener in Europa,
(z) Chenopodium Fol. triangularibusfubdentatis &c. Fl. Suec.
209. 21 s. Chenop. latifol. minus ramofum &c. Buxb, Hall.
69. T. i. Chenop. ereétiim &c, Raj. Syn. 3. p. 155. Buhm,
Fl. Ind. p. 72.
(3) Chenopodium Fol. Cordato - triangularibus Sec, Fl. Suec*
/10, 217. Mat. Med. 107. DAL1B, Parit. 7%, Gouan.
Monsp. 123. HALL- He’.v. 174. N. 3. Chenop. ereftum &c.
H. Cliff. 8 J. R. Lugdb. 219. N. 6. Atriplex fylveftris latifo-
lia. C. B. Pin. ii 9. Fes Anftrinns. Dalech. Hiß. s^z.
Dod. Pempt. 616. Atiiplex fylv. f. Fes Anferimis &c. Log,
Jein. 254.
C c c 3