IV.
Afdeel
iv .
JIpOFDSTUK.
Fenwy
v't&e:
III.
Oldenlandia
ur.ifla*
ra.
Eenbloe-
?>'§e.
betrekt ’er toe de kleinfle der Kruidjes, welken
R u m p H i u s zegt op Ambon Caranasji, dat i$
de Korst van de Pot, genoemd te worden, om
dat zy Korstachtig langs den Grond zig ultfprei-
den. De Stengetjes, die Draadachtig dun zyn,
fchieten Worteltjes aan ieder Knietje : de
Blaadjes zyn eenigermaatc gefteeld, zeer klein:
de Bloempjes komen eenzaam in de Oxelen
voor. Het Zaadhulsje is rond en ftekelig ,
overal bezet met ftompe, holle, doorfchynende
Haairtjes.
( 3) 01denlandia met enkelde zy deling fe Bloem-
Jleeltjes, ruige Vrugten, en byna Eyron<de
fpitfe Bladen►
Op Waterige plaatferi van Virginïe en Jamai-
ka is de Groeiplaats van deeze Soort, die zeer
veel overeenkomst met de naastvoorgaande
h e e ft, en ’er byna alleen van yerfchilt, door
dien de Vrugtkelkjes zeer groot en gefteeld
zyn. Men vindtze gr’oote Kruipende Water-
Muur van Virgitjie, metgefpitfle Bladen, door
P l u k e n e t getyteld. De Kelk , die klein
is terwyl het Kruidje bloeit , groeit uit in de
gedaante van een gekleurde Bloem , zeer wyd
en breed, een gebladerd Zaadhuisje, als d?t
van de Eerenprys, bevattende«,
( 4)
(3) Oldenlandia Pedunculis ilmpl. lateral. &c. Old. Calyci-
bus &c, F/»r. Virg, 13S. Gron. Firg, 21. Oldenl. aquatica
Skc. Bsown. Jam. 146. Alfine Aq. major repens, Fol. acuin.
yirginiana. Pluis. Alm, 2«. T« 74. U j .
(4) Oldenlandia met tweebloemige Steeltjes, die IV.
langer dan de Bladfteelen zyn, en Lancet-
vormige Bladen, Hoon-
STUKi
Het Laage Smalbladige rfntirrhinum, onder iv. '
de Ceylonfche Planten door den Hoogleeraar
B ü r m a n n ü s afgebeeld, is , niettegenftaan-Twecbioa-
1 1 11 ITiigC»
de zyne kleinte, wegens de gedagte tweebloe-
migheid eü de vierpuntige Zaadhuisjes , ' niet
onaartig. De Blaadjes worden van zyn Ed.
gezegd de Steng en Takjes met hunnen Voet
als te omvatten; ’ t welk echter in de Afbeelding
zig niet duidelyk vertoont,
( j ) Oldenlandia met naakte zydelingfe Kroon- v,
tjes overhoeks en Liniaale Bladen. wmhiiata. J Gekroon«
de4
Een Kruidje , by Madrasf groeijende, met
Bladen van Kua , dat, naar de Lyianachïa ge-
lykt en de Zaadhuisjes aan den top byna in
Kroontjes he e ft, van P l u k e n e t afgebeeld,
komt hier t’huis. Het is derhalve ook door den
Heer B u r m a n n u s opgetekend, die aanmerkt,
dat het deRubeola Indica zy van H e r-
m a n n d s , by de Cingaleezen Ratmul, dat is
Roo*
’ (4J Oldenlandia Fedunc. bifloris &c. Antirrhinuns hurnile
angustifolium &c. BURM. Zeyl. p. 22. T. J), Antirrhinusa
Indicuitl purpureum pufillum. Herm. Zeyl. 47. Flor. Zeyl. 6t,
( s) Oldenlandia Umbellis nudis &c. Fl. Zeyl. 67. Lyfinia-
chis affinis Sarurejae folio, Maderaspatana &c. Pluk. Alm. 230,
T. np. f, 4. Rubeola Zeylanica Elarathiuul difta. Burm Zeyl,
S08.
Y y
H, Deel. VII, Stuk.