Afdeel ^et ^ uur* ^och ^ma^er en ruuw; Aairen naar
h. die van de Meekrap gelykende, wordt hier
Hoofd« bedoeld.
STUK.
jufticta & Jufticia met verfpreide Stengen en onge-
PeiHnata, Jleelde Aairen, die Wollig, over éénezyde
Gekamde. hellende, op de Rug gefchubd zyn, in de
Oxelen} tn half Lancetvormige Blikjes.
Deeze Oostindifche komt, voor het overige,
met de voorgaande byna overeen; maar heeft
de Bladen glad ; de Bloempjes zyn zeer klein
en de Blikjes Kamswyze geplaatst o f op ryëp
gefchikt.
Redens CIQ) Jufticia met Èyronde, eenigermaate ge-
Kruipends* kartelde Bladen, Top-Aairen, Lancetvormige
Blikjes en kruipende Stengen.
xr. ( i i ) Jufticia die Kruidig is ,■ met Eyronde Bla-
chinec.** den » de Bl°emen zydelings, drie op een
fcfae. Steeltje, met ovaale Blikjes.
Deeze Chineefche heeft hoekige Stengetjes,
van onderen Takkig en Eyronde gefteelde Blaadje
s , die naauwlyks gekarteld zyn. Uit deOxels
komen twee o f drie Steeltjes, die kort zyn ,
v o o r t , ieder met drie Bloempjes, zittende in
de
(o) Juflicia diffufa &c, Am. Acad. IV. p. 299.
(10) Jufticia Fol. ovatis fubcrenatis &c. Fl. Zeyl 10. Acl-
hatoda fpicata Flosc. ex Fol. membrahaceis. Eubm. Zeyl.
7. T. 3. f. 2.
(11) Juflitia Heibacea &c, Bubm. Fl, Ind, t, T. 4, f. i,
de Blikjes byna verborgen. Het Javaanfche, j y
van deezen a a r t, aan de Wallen te Batavia Afdeel.
groei jende Gewas, geeft v y f Bloemfteeltjes tot
ieder Oxel uit. Men vindt ’er ook, van dee-stuk.
sse Soort, die ongefteclde Lancetvormige Blaadjes
hebben.
(12 ) Jufticia met Lancetvormig Liniaale Jlom- xir.
pe ongepelde Bladen, opklimmend hellen- £ £ £ ,.
de Trosjes en Borftelige Blikjes. Ruige.*
Hier komt, wederom, een Indifche te voor-
fchyn, die ook naar Oogentroost gelykt, doch
tevens, in de plaatzing der Bloemen § eehiger-
•maate zweemt naar het Adderskruid. Het is
een Jaarlykfch Gewas, Kawatuwa genaamd by
de Ceyloneezen en Peetumba in Malabar ,
groei jende öp vogtige, vuile, onbebouwde plaat-
fen. De beroemde H e r m a n n ü s befchryft
hetzelve, op de volgende manier. „ D eW o r -
,» tel, een Vinger dik en witachtig, geeft een
„vierhoekige ruige Steng u it, met Bladen van
„ een Vinger lang en een Nagel breed, tegen-
„ over elkander, blygroen, ruuw en .ruig, uit
» wier Oxelen dunne Steeltjes voortkomen ,
met v y f , zéven o f meer Kelkjes bezet, ie-
„ der een Pypachtig Lipbloempje bevattende ,
, , waar
(12) Juflicia Fol. Laneeolafo-Hncaribus obtufis &c. EL
Ztyl. 21. Euphralïae affinis Echioides Indica. HfRM.Lugdi.
66%. T. 669, Digital! fimilis P'anta. liuRM. Zeyl, 8i, Pc«-
tumba. Hort. Mal. IX. p. 87. T, 46.
H
1T. DMfc VII. STUK.