IV. ren, eens zo lang als de Kel k , met de Meel.
A fdeel. draa(jjes eens zo lang als de Bloem , t donker.
H oofd- rood met blaauwe Knopjes ; de Zaaden glad,
sT0K- aan den top byna driehoekig met een middel-
tandje, dat uitfteekt. Men vindt dit ook Ita-
liaanfch getfoèmd en daar toe zou de Lycop.
fis van Montpellier, van M o r i Sön , te betrekken
zyn. G o u a n zegt van dit Kruid ,
dat het by de Molens omtrent die Stad groeit,
en de Takken dikwils Kegelvormig gefchikt
heeft. Het komt ook op de Akkers van Prc-
vence voor.
vi. (6) Slangekruid met een opjlaande Haairige
ï^aitum Steng 1 de Aairen ruig, de Bloemen byitaiiaanfch.
na egaal en de Meeldraadjes uit er maats
lang.
Deeze Soort groeit in Engeland , Italië,' by
Montpellier ; en elders , komende dikwils by
de volgende voor , waar van z y , door haare
ongemeene ruuwheid, gemakkelyk teonderfchei-
den is , én door die der Stengen van de voorgaande.
H a l l e r hadt deeze, in Switzerland,
nooit gezien,< dan met witte Bloemen;
doch eene Verfcheidenheid, mooglyk de Lycop«
fis van C . -B'A o h i n d s ., heeft de Bloemen
bleek 6
( 6) Echium caule erefto pilofo &c. Eeh. tnajus et asperius
floie albo. C. B. Pin. 234- Ech. fi. albo. CAM. Épit. 71t.fi,
Lycopfis. C. B. Pin. ï JJ. MuRR. PI. Getting, 143. Huds.
Jngl, 70,
bleek paarfch o f roodachtig : Zó dat deezê
Soorten niet dan uit de opgegevene bepaalin-
gen blykbaar zyn. De Bloempjes zyn zeer Hoofd-
klein en de Kelkjes by uitftek Haairig ruig* STÜK*
(7y Slangekruid met de Steng Jlekelig geknob- vir.
beidLancetvormige Jlekelige Bladen en
zydelingfe geaairde Bloemen.
JSHets gemeener dan dit Kruid, op drooge
dorre plaatfen , in woefte ' Wildérnisfen , aan
de Wegen en kanten der Akkeren o f Bouwlanden
, door byna geheel Europa, en ook in
de hooge Zandige ftreeken van onze Nederlanden.
De naam van Echium , zynde van de
Grieken ontleend , is van ’t zelve afgeleid*
De Italiaanen noemen ’t Echio ; doch, in de
Franfche en Hoogduitfche T a a l , wordt het
gemeenlyk Wild Osfetong geheten. D e En-
gelfchen noemen 5t Vipers Buglosft de Fran-
fchen Viperine,. Want, behalve de gelyking
der Zaaden naar een Slangekop, hebben fom-
migen het ook tegen dé Slangebeeten , als men
’t met Wyn inneemt, aangepreezen.
Dit Kruid groeit zo hoog niet als het voorgaande,
’t welk meer dan een Ejle hoog wordt,
op fommige plaatfen. Het heeft ruige, ruuwe
Sten-
(7) Echium Caule tuberculato hispido &c. H. Ciiff. 43»
Pi. Snee, IC. Lugih. 4O7. Dod. Pempt, 631. LOB. Icon. $79.
Echium »uigare. TOURNE. Inft. 135. T. 54, C. B. Pin.
2J4. Clus. Hifi. II. p. 143. PANN, 679, HALL. Helv.SH*
CAM. Epit. 737.I ** *' .