6 2 2 V y PMANNÏGË K rÜIDÈN
IV. v E R b a s c u M. Wollekruid.
Afdeel* 4
v- Een Radérachtige Bloem, die een weinigofc*
Z T gelyk is, met een Rompen Stempel en afgeboo.
Eenwy gen Meeldraadjes , benevens een tweehokkigt
tweekleppig Zaadhuisje; maaken hier dc byzon-
dere Kenmerken uit*
Dit Geflagt bevat twaalf Soorten, meeft Eu.
ropifche Kruiden, als volgt.
i. ( i ) Wollekruid met afloopende Bladen, iveder-
g * - * * Zyds W o llig d e Steng ongetakt.
^Bteedbia- ^ ^ y a d i g # g eei } Mannetjes Wollekruidj
heet deeze Soort by B auhinus* ’t Is een
G ew as , in de Bloemhoven zeer bekend en niet
onaartig wegens zyne geftake, die naar een Fak-
kél o f Toorts gelykt. Men vindt het ook in ’i
wilde, op Zandige Steenige plaatfen, ja zelfs
op oude Muuren en elders door geheel Europa
groeijen. In onze Nederlanden komt het aan de
kanten van Dykèn, Duinen en Akkers, dikwils
voor: doch alsdan groeit .het , op ver naa, zfl
hoog niet, als in de vette Grond der Tuinen,
daar het fomtyds wel tien Voeten bereikt
Dee-
( i ) Vetbascum Fol. decurrentibus Sec. Syfl. Nat. XII. Gen.
244. p. X69. Veg, XIII. Gen, 24.5, p, 183. Hort. Cliff. Vir,
R. Lugah. 421. DALIB, Par. TOUKNF. In ft. GOUAn Monsp.
&cc. Verbascura mas Iatifolium luteum. C. B- Pin. 239«
Vetbascum latius. Do». Pempt, 143« Vcrbascum aut Ph'omo}
vulgaris mas Dioscor, Thapfus barbatus Officinariiin, LOE.
leun. $6i. Hall. Heit:. 510.
P E N T A N O R I A . 623
Deeze en nog twee andere Soorten grofcijen IV.'
ook m Virgime. v.
De ongemeene zagtheid der Bladen beant- Hoofd»
«wóordt aan de Geneeskragt, die Pynüillende isSTUK*
en ongemeen verzagtende; wordende gekneusde
Wonden, als men een Zalfje , van dezelven
gemaakt, daar op legt, dikwils genezen. Het
Aftrekzel der Bloemen is ,in Italië, tegen Borft-
kwaalen gemeen. Het Af kookzel, der Bladen en
Bloemen, in Smids - Water, dient tegen den
Rooden Loop. Men maakt ’er een Gorgeldrank
van, voor Keelziekten, en Klyfteeren voor Per-
fing tot afgaan en Aambeijen, welke, verholen
zittende, door een Stooving met Melk en dit
Kruid dikwils genezen worden. Om kort te
gaan, ’t is een algemeen uitwendig verzagtend
Middel, dat fommigen zelfs tegen ’t Podagra
hebben aangepreezen.
Daar fchynt eenige verdoovende kragt in dit
Kruid te zyn, zegt Ha l l e r , dewyl men’er
in Italië Vifchmede vangt, volgensB ocgone .
Men noemt het aldaar Barbasco, ’t welk zeker-
lyk zyn af kom ft heeft van Thapfus barbatus, een
naam aan dit Kruid gegeven om zyne Wolligheid.
Dit brengt my in gedagten, hoe de Spanjaarden
in de Weftindiën alle Plantgewasfen ,
door welken men de Visfchen dronken maakt,
Barbasco tytelon*. Maar, zou het hier niet meeft * zie ir,
uit de Slymigheid ontftaan, welke dit Kruid aan
5t Water mededeelt ? Men noemt het in’tFranfch
Bouillon blanc en Bon homrne, of ook Molene ;
in
ll» Deel, vu» stuk,