l lp l l l l
6 E e n m a n n i g e K r u i d e n .
Afdeel. f n* A1IenSs ;verkleinen deeze Bladen naar. het
i, bovenfte van de Steng, alwaar de Bloemen
Hoofd- zyn , Van gemelde Geflalte (♦ ) , en dus naar
Eenwy- dieYan den GladloIus watgelykende, zeer fchoon
vip. rood van Kleur. Ik, bevind dat derzelver Stuif,
m e e l, ’t welk wit is , uit ronde Bolletjes be-
Baat, rondom kleine Puntjes hebbende, gelyk
die der Kaasjes-Bladep. Qp ieder Bloem volgt
een Vrugt als een kleine Ockernoot, hevatten-
de eeriige ronde Korrels, als Erwten, die van
buiten zwart van binnen wit zyn. De Wortel
kruipt als die van gemeen Riet.
Dit Plantgewas heeft geene Aromatieke hoe?
danigheid , en is in de Indiën van geen gebruik
, noch in de Huishouding , , noch in de
Geneeskunde 5 wordende alleenlyk, wegens de
Schoonheid der Bloemen,, aldaar in de Hoven
gezaaid. Men heeft, het, ook in Italië, Spanje
en andere deelen .van Europa , voortgeteeld;
want het is. een Gewas dat.’s Winters over-
blyft.
Canna *n- B,oemriet m t Lancetswyze , gepelde ,
guftiftiia. geaderde Bladen. ' .
smalblade*
t,s’ Deeze Soort hadt de Heer L i n n ^e d s beden
(*) Zodanig evenwel, dat, wanneer ik de Bloem in zes
Slippen verdeeld aanmerk , het Meeldraadje en de Styl twee
van die Slippen moeten zyn.
(z) Canna Fol. Lanceolatis &c. Ariindo Indica florida an-
gnftifolia. Moris. Hifi. III. p. 250. S. i , T. » f. 6. Al-
bata lèu Pacivira. Pis. Bras, 2 ij.
M O N A N U R I A. ï
denkelyk voorgefteld, o f zy niet als eeneVer- IV.
* Afdeel
fcheidenheid tot de voorgaande te betrekken u *
ware , dqch naderhand meent zyn Ed. daar in Hoofdeen
Weezentlyk yerfchil te hebben waargeno- STÜK*
men ;..dat naamelyk één der zydelingfen van deuu.°w^ '
drie binnenfte Bloemblaadjes zig ombuigt, zo
dat hetzelve het middelfte wordt. Voorts zyn
de Bladen, fmalier en gedeeld. Men vindt ze
in Zuid-Amerika.
(3 ) Bloemriet met Lancet swy ze gepelde Bla- m.
den, die niet geaderd zyn. gU^lT
Blaauw-
Deeze verfchilt aanmerkelyk van de anderen , achtig,
en fchynt haare Groeiplaats te hebben inNoord-
Amerika. Z y heeft de Bloemen grooternaar
die van de Water-Liich gelykende; de Bladen
fmalier en blaauwachtig o f Zeegroen, volgens
de aanmerking van D i ivle n iu s . In de El-
thamfche Tuin groeide dit Gewas tbt twee Ellen
hoog. Het droeg driekantige Zaadhuisjes
gelyk de overigen, doch met flapper Dborntjes
bezet.
Van de eerstgemelde Soort zyii aanmerkely-
ke Verfcheidenheden, ten* opzigt van de Kleur
der Bloemen , bekend. Door P. H g r m a n -
nu s worden ’er, in zyne Lyst van den Leid-
ichen Akademie-Tuin, in ’t jaar 1687 uitgegéf
l ) Canna Fol. Lanceolatis &c. Cannoides Hart, Clijf.
4« 8. Cannacorus glaucophyllus amplioie florc &c. DlLL.
Sltb. 69. T. S9, f. 69.
A 4
Clf Dasi* VII, Stuk,